Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 3 augustus 2018;
- het verweerschrift, met bijlagen, ontvangen op 18 september 2018;
- de pleitnota van de zijde van [verzoeker].
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
.
Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 14 en 19 alsmede
Kamerstukken II, 2008-2009, 31 518, nr. 8, p. 2) volgt dat het verzoek kan zien op vaststellingen over de materiële rechtsverhouding tussen partijen, terwijl het ook gericht kan zijn op het verkrijgen van een rechterlijk oordeel over de wijze waarop partijen zich bij het regelen van de schade dienen te gedragen. Onder deze laatste categorie, aspecten van het schaderegelingsproces, valt een beslissing over de toekenning van een (aanvullend) voorschot. De aard van de deelgeschilprocedure brengt evenwel met zich mee dat de deelgeschilrechter zoveel mogelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud oordeelt. Dit stelt dus andere eisen aan de beoordeling van een verzoek over een (aanvullend) voorschot dan indien een voorschot in kort geding of provisionele eis in een bodemprocedure zou worden gevorderd (waarin alsdan voorlopige oordelen worden geformuleerd). Dit betekent dat op basis van de thans in het geding gebrachte stukken vastgesteld moet kunnen worden dat verzoeker een aanspraak heeft op schadevergoeding ter zake van verschenen schade die het reeds door ASR betaalde voorschot (significant) overstijgt. Voor (nadere) bewijslevering is in een deelgeschilprocedure immers in beginsel geen plaats.