In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn stiefdochter, die op het moment van de tenlastelegging ouder was dan 12 maar jonger dan 16 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaringen van het slachtoffer, waardoor de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kon komen. De verdachte ontkende de tenlastegelegde feiten en zijn raadsman heeft vrijspraak bepleit, waarbij de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer werd betwist. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring en een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de enkele verklaring van het slachtoffer niet voldoende was zonder bijkomend bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en ander bewijsmateriaal beoordeeld, maar concludeerde dat deze onvoldoende zelfstandige betekenis hadden om de verdachte te veroordelen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was.