ECLI:NL:RBROT:2018:8493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
15 oktober 2018
Zaaknummer
7186209 VV EXPL 18-401
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming op basis van Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Maasdelta Groep (hierna: Maasdelta) en de Organisatie voor Bewind & Insolventie Nederland B.V. (hierna: Obin q.q.). Maasdelta vorderde ontruiming van een huurwoning die door [rechthebbende] werd gehuurd, op grond van de sluiting van de woning door de burgemeester vanwege de aanwezigheid van drugs en vuurwerk. De huurovereenkomst was buitengerechtelijk ontbonden door Maasdelta op basis van artikel 7:231 lid 2 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Maasdelta een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat de woning gesloten is en er een risico is voor de leefbaarheid in de omgeving. De kantonrechter oordeelde dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst aannemelijk is en dat het gebruik van dit recht door Maasdelta niet onaanvaardbaar is. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met de bepaling dat de ontruimingstermijn twee weken bedraagt na opheffing van de sluiting door de burgemeester. Obin q.q. werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7186209 VV EXPL 18-401
uitspraak: 17 oktober 2018
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Maasdelta Groep (MDG),
gevestigd te Spijkenisse,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 17 september 2018,
gemachtigde: mr. R.W.F. Heijmeriks te Spijkenisse,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Organisatie voor Bewind & Insolventie Nederland B.V., m.h.o.d.n. Obin, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende],
gevestigd te Culemborg,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Maasdelta” en “Obin q.q.”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2018. Daarbij is namens Maasdelta verschenen mevrouw [M.], bijgestaan door mr. R.W.F. Heijmeriks als gemachtigde. Obin q.q. is bij gemachtigde, mr. R.W. de Gruijl, verschenen. Daarnaast is [rechthebbende] (hierna: [rechthebbende]) in persoon verschenen.
1.3
De gemachtigde van Maasdelta heeft het standpunt van Maasdelta mondeling nader toegelicht. De gemachtigde van Obin q.q. heeft het standpunt van Obin q.q. mondeling nader toegelicht. Ook [rechthebbende] heeft de gelegenheid gehad een mondelinge toelichting te geven. Van hetgeen ter zitting is verhandeld, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Deze bevinden zich in het procesdossier.
1.4
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
[rechthebbende] huurt sinds 13 oktober 1994 van Maasdelta de (sociale) huurwoning aan de [straat-en plaatsnaam] (hierna: het gehuurde).
2.2
Bij beschikking van de Rechtbank Rotterdam, kamer voor Kantonzaken d.d. 22 januari 2014 zijn de goederen die aan [rechthebbende] (zullen) toebehoren onder bewind gesteld.
2.3
De zoon van [rechthebbende] woont sedert 2 à 3 jaar niet meer bij [rechthebbende] en heeft ook geen sleutel van de woning. De zoon van [rechthebbende] komt 1 à 2 keer per maand langs bij [rechthebbende].
2.4
Op 15 maart 2018 heeft de politie Rotterdam bij een inval in het gehuurde aan de [straat-en plaatsnaam] het volgende in de (oude) slaapkamer van de zoon van [rechthebbende] aangetroffen:
- 100 gram cocaïne, dan wel MDMA;
- 1 mortier;
- 1 cobra;
- 7 patronen;
- 2 knalpatronen.
2.5
De burgemeester van de gemeente Hellevoetsluis heeft bij besluit van 21 juni 2018 de toegang tot het gehuurde ontzegd op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van 6 maanden, ingaande op 28 juni 2018 en eindigend op 28 december 2018.
2.6
[rechthebbende] heeft op 25 juni 2018 bezwaar gemaakt tegen dit besluit van de burgemeester. Op 4 september 2018 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in de bezwaarprocedure. In de bezwaarprocedure is nog geen besluit genomen.
2.7
Maasdelta heeft bij brief van 22 augustus 2018 de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW jo. 7:267 lid 1 BW. Maasdelta heeft [rechthebbende] verzocht haar uiterlijk 28 augustus 2018 te laten weten of zij de buitengerechtelijke ontbinding aanvaard. Maasdelta heeft tevens aangekondigd dat, wanneer [rechthebbende] de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst niet aanvaard, zij in een gerechtelijke procedure de rechter om een verklaring voor recht zal vragen dat de huurovereenkomst buitengerechtelijke is ontbonden en daarbij tevens ontruiming van de woning zal vorderen.

3.Het geschil

3.1
Maasdelta heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, Obin q.q. te veroordelen het gehuurde binnen één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met al het hare en de haren en met veroordeling van Obin q.q in de kosten van het geding.
3.2
Maasdelta vordert ontruiming van de woning, primair op grond van de sluiting van de woning door de burgemeester en de daarop gevolgde buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, ex artikel 7:231 lid 2 BW, en subsidiair op de grond dat [rechthebbende] zodanig is tekortgeschoten zich als een goed huurder te gedragen, dat vooruitlopend op een eventuele bodemprocedure nu reeds de ontruiming van de woning kan worden gerealiseerd.
3.3
Obin q.q. heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen moeten worden afgewezen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Maasdelta heeft geen spoedeisend belang bij de door haar gevorderde ontruiming, omdat het gehuurde - bij instandhouding van het besluit van de burgemeester - gesloten zal blijven tot 28 december 2018. Daarmee is er tijd genoeg om de beslissing in de bodemprocedure af te wachten. De conclusie van antwoord is ook reeds ingediend in de bodemzaak.
Volgens Obin q.q. zal het besluit van de burgemeester in bezwaar worden vernietigd, omdat hetgeen is aangetroffen niet van [rechthebbende] is maar van haar zoon. [rechthebbende] heeft niets met de drugs te maken, zodat de sluiting van de woning naar verwachting zal worden opgeheven. Voorts staat volgens Obin q.q. niet vast dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst wordt ontbonden. De tekortkomingen zijn namelijk niet zodanig dat die de ontruiming rechtvaardigen. Tot slot is Obin q.q. van mening dat een belangenafweging in het voordeel van [rechthebbende] moet uitvallen, omdat zij niets wist van hetgeen is aangetroffen, nagenoeg niet in de slaapkamer van haar zoon kwam en niet weet hoe verdovende middelen eruit zien. [rechthebbende] is dan ook niet persoonlijk aansprakelijk voor de aangetroffen goederen.

4.De beoordeling

4.1
Voldoende is gebleken dat Maasdelta een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening, zodat Maasdelta in zoverre ontvankelijk is in haar vordering. Het gegeven dat in de bodemprocedure reeds voor antwoord is geconcludeerd, maakt dit niet anders. Het kan immers nog geruime tijd duren voordat in de bodemprocedure uitspraak wordt gedaan, terwijl Maasdelta er belang bij heeft de door haar gestelde illegale activiteiten zo snel mogelijk een halt toe te roepen, eventueel ontstane onrust in de (woon)omgeving weg te nemen en de beschikking te krijgen over de woning teneinde leegstand te voorkomen. Dit levert een spoedeisend belang op.
4.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Maasdelta in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3
Maasdelta stelt zich primair op het standpunt dat zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, zodat gelet daarop in een bodemprocedure de ontruiming zal worden toegewezen.
4.4
Uit artikel 7:231 lid 2 BW volgt dat indien het gehuurde op grond van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten, de verhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk kan ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de huurder.
4.5
Gelet op het besluit van de burgemeester had Maasdelta het recht de huurovereenkomst met [rechthebbende] buitengerechtelijk te ontbinden. Dat het besluit van de burgemeester in rechte nog kan worden getoetst, en dus in zoverre niet definitief is, betekent niet dat Maasdelta van haar recht om de huurovereenkomst te ontbinden geen gebruik kan maken. Het bezwaar van [rechthebbende] tegen het besluit van de burgemeester heeft geen schorsende werking, zodat dit besluit vooralsnog geldig is. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat het, gelet op wat [rechthebbende] in dit verband heeft aangevoerd, niet aannemelijk is dat het besluit van de burgemeester in bezwaar of daarna zal worden vernietigd. Vast staat immers dat in de woning een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen. Ook zijn verschillende soorten illegaal zwaar vuurwerk en patronen aangetroffen. Weliswaar heeft [rechthebbende] aangevoerd dat zij van niets wist en dat alles van haar zoon is, maar, voor zover dit zou moeten worden aangenomen, [rechthebbende] is verantwoordelijk voor degene(n) die zij in haar woning toelaat en toestemming geeft om daar te verblijven. Dat haar zoon heeft verklaard dat de drugs (en het vuurwerk en de patronen) van hem zijn betekent niet dat hiermee de kous af is. Het is van algemene bekendheid dat de (handel in) drugs in de omgeving waar dat gebeurt gevoelens van onrust en onveiligheid oplevert waarmee de leefbaarheid en kwaliteit van de woonomgeving wordt aangetast. Het tegengaan hiervan is een doelstelling van Maasdelta als toegelaten instelling van sociale huurwoningen zoals Maasdelta (onbetwist) heeft gesteld. Maasdelta mag ervoor kiezen, met een beroep op artikel 7:231 lid 2 BW, de woning leeg te maken en nieuwe huurders te zoeken die niet met drugs in verband kunnen worden gebracht.
4.6
Mede gelet op het verweer van [rechthebbende] dient nog beoordeeld te worden of het door Maasdelta gebruik maken van het recht de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, waarbij de belangen over en weer (van verhuurder en huurder) in aanmerking moeten worden genomen. Het belang van Maasdelta bij ontruiming is onder meer daarin gelegen dat zij niet hoeft te dulden dat de woning wordt gebruikt voor de opslag van onder meer harddrugs. Als toegelaten instelling heeft zij immers een taak op het gebied van de leefbaarheid in de buurt. Wanneer de burgemeester na gedaan onderzoek overgaat tot sluiting van een woning op basis van de Opiumwet is die leefbaarheid in het geding. [rechthebbende] heeft aangevoerd dat zij niets wist van onder meer de drugs en dat die op de (oude) kamer van haar zoon zijn gevonden, waar zij weinig komt. Ter zitting heeft [rechthebbende] deze omstandigheden niet toegelicht. Zo kon zij niet zeggen waar de drugs dan precies zijn gevonden en of deze waren verstopt. Daarnaast staat als onweersproken vast dat de zoon van [rechthebbende] niet meer bij haar inwoont en geen sleutel van het gehuurde heeft. Derhalve laat [rechthebbende] haar zoon zelf binnen in het gehuurde. [rechthebbende] is verantwoordelijk voor degene(n) die zij in haar woning toelaat en toestemming geeft om daar te verblijven. Bij deze stand van zaken kan worden geconcludeerd dat het door Maasdelta gebruik maken van haar recht om de huurovereenkomst met [rechthebbende] buitengerechtelijk te ontbinden in termen van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
4.7
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is het daarom voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee de beëindiging van de huurovereenkomst in stand zal blijven. De door Maasdelta gevorderde ontruiming zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn zal worden bepaald op twee weken vanaf het tijdstip dat de burgemeester de sluiting van de woning heeft opgeheven.
4.8
Obin q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit kort geding worden veroordeeld zoals hierna bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt Obin q.q. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende], om binnen twee weken nadat de burgemeester van Hellevoetsluis de sluiting van de woning (tijdelijk) heeft opgeheven, de woning gelegen aan de [straat-en plaatsnaam] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Maasdelta zijn, en de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Maasdelta te stellen;
veroordeelt Obin q.q. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de kant van Maasdelta vastgesteld op € 217,01 aan verschotten en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
35386