ECLI:NL:RBROT:2018:8300

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
10/661058-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid door het knijpen in de billen van een slachtoffer

Op 4 oktober 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte heeft op 8 juni 2018 in Rotterdam een vrouw, aangeduid als [naam slachtoffer], in haar billen geknepen terwijl zij al fietsend passeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de aangifte van de aangeefster, ondersteund door verklaringen van twee getuigen die de situatie hebben waargenomen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster gedetailleerd en consistent waren, en dat er steunbewijs was voor haar verhaal.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychiatrische toestand en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormt en dat een klinische behandeling noodzakelijk is, maar dit zal in een andere procedure worden behandeld.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, evenals de maatschappelijke verwerpelijkheid van dergelijk gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661058-18
Datum uitspraak: 4 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
PI Haaglanden, locatie Scheveningen,
raadsman mr. D.J. Moll, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering, alsmede een klinische opname bij BAVO of soortgelijke instelling voor de duur van maximaal 12 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de aangeefster niet consistent zijn en ondersteunend bewijs ontbreekt. Er zijn geen getuigen die hebben gezien dat de aangeefster door de verdachte in haar billen is geknepen. De verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat de aangeefster gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop de verdachte haar heeft aangeraakt. Steun voor haar aangifte kan worden gevonden in de verklaring van twee vrouwen, die zich in de directe nabijheid bevonden. Zij hebben de politie verteld dat zij de aangeefster hoorden schreeuwen, waarna zij met een angstige blik voorbij fietste. De verdachte kwam vervolgens, zo hebben de vrouwen verklaard, uit dezelfde richting lopen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde, op na te melden wijze, wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 08 juni 2018 te Rotterdam door een feitelijkheid iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het knijpen in de billen,
diefeitelijkheid heeft bestaan uit het terwijl die [naam slachtoffer] hem, verdachte, al fietsend passeert, onverhoeds knijpen in de billen van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft door zijn wijze van handelen een willekeurig slachtoffer grote schrik en angst aangejaagd. Dat heeft hij gedaan door haar onverwachts in haar billen te knijpen. Hiermee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, waarmee hij een ernstige inbreuk heeft gepleegd op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft zich daarbij louter laten leiden door zijn eigen (seksuele) drang, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen voor deze vrouw. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte de vrouw in een openbare ruimte heeft belaagd: het feit vond plaats in een druk park. In het algemeen worden dergelijke feiten in onze samenleving beschouwd als zeer verwerpelijk en vergroten ze al bestaande gevoelens van onveiligheid.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 juni 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een psychiatrische patiënt. Op 28 februari 2018 heeft de verdachte in verwarde toestand (psychotisch toestandsbeeld) zijn woning vernield. De verdachte werd met een rechterlijke machtiging drie weken opgenomen in de GGZ-instelling Bavo Europoort. Tijdens deze opname weigerde de verdachte medicatie en medewerking aan behandeling. Na ontslag uit de Bavo Europoort werkte de verdachte niet mee aan reclasseringscontact. Hij kreeg een berisping vanwege het niet nakomen van de meldplichtafspraak. In april 2018 heeft de toezichthouder het FACT-team ingeschakeld. Het FACT-team zorgt voor outreachende hulpverlening (bemoeizorg). Het recidiverisico wordt (op basis van de beschikbare informatie) ingeschat als hoog.
Reclasseringswerker [naam reclasseringswerker] heeft op zitting toegelicht dat ambulante behandeling niet aan de orde is omdat de verdachte alleen thuis bezocht wil worden. Aangezien de verdachte handtastelijk is, is dit niet veilig. De verdachte moet beseffen dat hij geholpen moet worden. Hij is een gevaar voor zichzelf en voor de samenleving.
Psychiater V.B. de Groof, psychiater NIFP Zuid-Holland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 augustus 2018. In dit rapport staat onder meer het volgende.
De verdachte ontkent het hebben van een psychiatrische aandoening: hij is alleen lichamelijk ziek. Hij is meerdere malen bij de politie geweest om aangifte te doen tegen zijn familie. Hij denkt dat zijn familie zijn moeder iets heeft aangedaan voor de erfenis. Zijn moeder was de enige persoon in zijn leven die hij vertrouwde en waarvan hij hield. In de kliniek van GGZ Bouman kreeg de verdachte medicatie om tot rust te komen. Hij weet niet wat voor medicatie hij heeft gekregen. Hij kreeg de medicatie onder dwang. Omdat de verdachte zich niet onderzoekbaar heeft opgesteld, kan de vraag of hij lijdend is aan een ziekelijke stoornis niet beantwoord worden.
Psycholoog A. van Gasselt, GZ-psycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 9 augustus 2018. Hierin staat onder meer het volgende.
De verdachte is zeer matig in staat om adequaat antwoord op de hem gestelde vragen te geven. Hij wil vooral zijn eigen verhaal doen. Tevens blijkt direct dat de verdachte achterdochtig richting het Nederlands rechtssysteem, en daarmee ook richting onderzoeker en de tolk is. Wat betreft sociale contacten stelt de verdachte dat hij geen vrienden of mensen om zich heen heeft. Hij voelt zich eenzaam en heeft het gevoel dat hij niemand kan vertrouwen. Ook zijn broers en zussen vertrouwt hij niet, en hij verdenkt hen zelfs van het vermoorden van zijn moeder. Hij herhaalt dat hij veel lichamelijke klachten heeft, terwijl niemand hem helpt. De verdachte weet voor honderd procent zeker dat hij dag en nacht, door de politie en iedereen wordt afgeluisterd en achtervolgd. Op de vraag naar de reden hiervoor noemt hij dat hij van brandstichting in de natuur werd verdacht, terwijl hij een natuurmens is. Hij kan het verder niet toelichten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast acht de rechtbank een klinische behandeling noodzakelijk. Deze zal echter niet ook, zoals door de officier van justitie gevorderd, in onderhavige strafzaak worden opgelegd, maar enkel in het kader van de onder parketnummer 10/662070-15 ingestelde vordering wijziging tenuitvoerlegging bijzondere voorwaarden. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op het artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Smit, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en K.A. Baggerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 08 juni 2018 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te
weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handeling(en), namelijk het knijpen in de billen, het geweld
en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de
bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het terwijl
die [naam slachtoffer] hem, verdachte, al fietsend passeert, onverhoeds knijpen in de
billen van die [naam slachtoffer] .