Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 5 maart 2018;
- de akte houdende overlegging producties aan de kant van Rabobank;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het vonnis van 23 mei 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de op 20 augustus 2018 gehouden comparitie van partijen, dat in afschrift aan partijen is toegezonden.
2.De vaststaande feiten
“Omzetting huurcontract De Schoof, Hendrik Ido Ambacht”luidt, voor zover van belang:
3.Het geschil
€ 2.564,17, met wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
31 januari 2016 komt te eindigen zou de overeenkomst tot en met 31 januari 2021 blijven doorlopen met alle financiële gevolgen van dien. Dit is onredelijk, mede gelet op de omstandigheid dat Rabobank sinds 31 maart 2015 het pand nog slechts in gebruik heeft voor de stort-, geld- en sealbagautomaat en Van Herk niet de reële verwachting heeft gehad en mocht hebben dat Rabobank na 31 januari 2016 het kantoorpand in zijn geheel zou blijven huren.
€ 6.500,00 per jaar (exclusief servicekosten en btw) vast te stellen bedrag voor een oppervlakte van 20 m2 voor het gebruik van de apparatenruimte (een bedrag van
€ 14.083,33 ex btw, indexaties en servicekosten voor de periode 1 februari 2016 tot en met het eerste kwartaal van 2018).
4.De beoordeling van de vordering
heer [T.] (verder [T.]) als getuigen zijn gehoord over de gang van zaken.
het voornemen(onderstreping ktr) van Rabobank om het bankfiliaal te sluiten en de wens een kleiner stukje voor apparatenruimte terug te huren. Dat tevens aan de orde is geweest dat, los van de uitkomst van het overleg over de huur van apparatenruimte, in ieder geval de huurovereenkomst van het pand diende te eindigen verklaart deze getuige niet. Evenmin dat aan dat punt een vervolg is gegeven toen het eerste overleg over de huurprijs -Rabobank vond die te hoog- voor de apparatenruimte niet tot overeenstemming leidde. Weliswaar verklaart [H.] dat het huurvoorstel per 1 februari 2016 naadloos aansloot op de datum van de oude huurovereenkomst van het pand, maar daarvan was geen sprake ten tijde van het huurvoorstel. Toen en ook lange tijd daarna nog (hiervoor onder 2.8 en in ieder geval tot het verzoek van 9 mei 2017 tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor) ging Rabobank er immers vanuit dat de lopende huurtermijn van het pand zou eindigen per 31 december 2015.
€ 1.400,00 (2 punten) aan salaris voor de gemachtigde van Van Herk.