In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stebru Ontwikkeling B.V. en [gedaagde 1] c.s. De eiseres, Stebru, vorderde dat [gedaagde 1] c.s. zou meewerken aan het verlijden van een akte tot vestiging van erfdienstbaarheden ten behoeve van een nieuw te bouwen appartementencomplex aan de Mathenesserdijk in Rotterdam. De achtergrond van de zaak is dat de gemeente Rotterdam op 8 juli 2011 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van dit complex, en dat de appartementseigenaren van het bestaande complex, waaronder [gedaagde 1] c.s., in een algemene ledenvergadering op 5 juli 2017 hebben ingestemd met de vestiging van de erfdienstbaarheden. Ondanks deze instemming weigerde [gedaagde 1] c.s. zijn medewerking te verlenen aan het verlijden van de akte, wat leidde tot de vordering van Stebru.
De voorzieningenrechter overwoog dat het belang van Stebru bij het tijdig kunnen opleveren van het appartementencomplex zwaar weegt, en dat de bezwaren van [gedaagde 1] c.s. tegen de vestiging van de erfdienstbaarheden niet opwegen tegen dit belang. De rechter oordeelde dat [gedaagde 1] c.s. oneigenlijk gebruik maakte van zijn recht om medewerking te weigeren, vooral omdat hij eerder geen juridische stappen had ondernomen tegen de bouwvergunning. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Stebru toegewezen en [gedaagde 1] c.s. veroordeeld om binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis mee te werken aan het verlijden van de akte. Indien hij in gebreke blijft, treedt dit vonnis in de plaats van zijn medewerking. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.