Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer A. Delen, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: SHV);
- mevrouw S. van Gorkum, eveneens werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam;
Rechtbank Rotterdam
Op 2 oktober 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Faillissementswet (Fw) had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek dat op 17 februari 2017 was toegewezen voor een termijn van zes maanden. Verzoekster vroeg de rechtbank om een moratorium, zodat de uitvoering van een ontruimingsvonnis van 18 juli 2014 door verweerster, de Kredietbank Rotterdam, niet kon plaatsvinden. Tijdens de zitting op 25 september 2018 werd duidelijk dat verzoekster niet had voldaan aan eerdere afspraken en dat er geen bewijs was van een aanvraag voor beschermingsbewind. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, maar dat verzoekster onvoldoende had aangetoond dat zij daadwerkelijk de intentie had om haar schuldenproblematiek op te lossen. De rechtbank weegt het belang van verzoekster om in de huurwoning te blijven tegen het belang van verweerster om het ontruimingsvonnis uit te voeren. Gezien de voorgeschiedenis en het gebrek aan bewijs van inspanning van verzoekster, werd het verzoek om moratorium afgewezen. Tevens werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.