ECLI:NL:RBROT:2018:8260
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Faillissementsverzoek en aanhouding in afwachting van minnelijke regeling
Op 20 september 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij de verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Dreessen, een faillissementsverzoek heeft ingediend tegen de verweerder, die in financiële problemen verkeert. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring toegewezen, nadat was vastgesteld dat de verweerder onvoldoende stappen had ondernomen om een minnelijke regeling te treffen met zijn schuldeisers. De rechtbank had eerder de behandeling van de zaak meerdere malen aangehouden om de verweerder de kans te geven om een schuldhulpverleningstraject te doorlopen, maar er was geen minnelijk traject opgestart en er was ook geen verzoek tot wettelijke schuldsanering ingediend. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, tegen de achtergrond van de gerechtvaardigde belangen van de verzoekster, voldoende tijd had gehad om tot een regeling te komen. De rechtbank concludeerde dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van de verzoekster en dat de verweerder in de toestand verkeerde dat hij had opgehouden te betalen. De rechtbank benoemde mr. A.J. van Spengen tot rechter-commissaris en mr. F. el Houzi tot curator. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 september 2018.