ECLI:NL:RBROT:2018:8245
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht
Op 2 oktober 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde A. Mohamed, had een verzoek ingediend tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian. Tijdens de zitting op dezelfde dag werd het verzoek behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft onmiddellijk na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de verzoeker niet had voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. Volgens artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het de verantwoordelijkheid van de indiener van het verzoekschrift om het griffierecht te betalen. De griffier had de verzoeker op 19 september 2018 per aangetekende brief geïnformeerd over het verschuldigde bedrag van € 46,00 en hem verzocht dit bedrag binnen twee weken te voldoen. Aangezien het bedrag niet tijdig was bijgeschreven of ter griffie gestort, kon de rechtbank concluderen dat de verzoeker in verzuim was.
De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. E. Lunenberg, met mr. W. van den Berg als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de beslissing van de rechtbank definitief is.