ECLI:NL:RBROT:2018:8245

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
AWB-18_4875
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

Op 2 oktober 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde A. Mohamed, had een verzoek ingediend tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian. Tijdens de zitting op dezelfde dag werd het verzoek behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft onmiddellijk na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de verzoeker niet had voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. Volgens artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het de verantwoordelijkheid van de indiener van het verzoekschrift om het griffierecht te betalen. De griffier had de verzoeker op 19 september 2018 per aangetekende brief geïnformeerd over het verschuldigde bedrag van € 46,00 en hem verzocht dit bedrag binnen twee weken te voldoen. Aangezien het bedrag niet tijdig was bijgeschreven of ter griffie gestort, kon de rechtbank concluderen dat de verzoeker in verzuim was.

De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. E. Lunenberg, met mr. W. van den Berg als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de beslissing van de rechtbank definitief is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 4
zaaknummer: ROT 18/4875

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

2 oktober 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker]

gemachtigde: A. Mohamed,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. J.C. Avedissian.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 2 oktober 2018 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt door de griffier van de indiener van het verzoekschrift een griffierecht geheven.
2. Bij aangetekende brief van 19 september 2018 heeft de griffier verzoeker erop gewezen dat hij een griffierecht van € 46,00 verschuldigd is en hem aangemaand dit bedrag binnen twee weken te voldoen, of als de zitting eerder is, uiterlijk voorafgaande aan de zitting. Het vermelde bedrag is niet binnen de gestelde termijn bijgeschreven of ter griffie gestort.
3. Op grond van artikel 8:82, derde lid, en 8:41, zesde lid, van de Awb wordt, indien het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het verzoekschrift in verzuim is geweest.
4. Naar het oordeel van de rechtbank kan redelijkerwijs worden geoordeeld dat verzoeker in verzuim is geweest. Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is op 2 oktober 2018 in het openbaar gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.