ECLI:NL:RBROT:2018:8225

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
10-067446-18, 10-109082-16 TUL
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld op de openbare weg in Rotterdam met veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf

Op 22 augustus 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 april 2018 te Rotterdam, waar de verdachte een mobiele telefoon en een tas met inhoud heeft weggenomen van een aangeefster op de openbare weg, de Blaak. De verdachte heeft de spullen afgenomen zonder toestemming van de aangeefster, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon en tas heeft afgepakt om de aangeefster te dwingen met hem te praten, wat leidde tot een beangstigende situatie voor de aangeefster. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 6 weken geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien de omstandigheden, een gevangenisstraf van 4 dagen en een taakstraf van 80 uur opgelegd kreeg. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat het beter zou zijn voor de verdachte dat deze straf boven zijn hoofd blijft hangen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en heeft de straf gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-067446-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10-109082-16
Datum uitspraak: 22 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M. de Reus advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. P. Wijnands, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van voorarrest;
  • gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-109082-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte niet het oogmerk had van wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon en de tas met inhoud. De verdachte en de aangeefster kennen elkaar. De verdachte wilde door middel van het afpakken van de spullen een gesprek afdwingen waarna de verdachte de spullen zou teruggeven. De verdachte heeft zelfs een poging gedaan om ervoor te zorgen dat de aangeefster haar spullen bij iemand kon ophalen.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte eerst de telefoon, daarna de tas van de aangeefster heeft afgepakt, zonder haar toestemming. De verdachte heeft verklaard dat hij dit deed om haar te dwingen met hem te praten en dat hij tegen de aangeefster zei dat hij de spullen terug zou geven als ze met hem meeliep. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte zei dat zij maar beter kon meelopen, omdat ze anders haar spullen niet terug kreeg. Deze verklaringen komen in essentie met elkaar overeen. Toen de aangeefster wegliep heeft de verdachte de spullen niet terug gegeven. Hij is ook niet achter haar aangegaan. Dit alles komt erop neer dat de verdachte als heer en meester over de afgepakte spullen heeft beschikt en dat dit zijn oogmerk was op het moment van afpakken. De rechtbank is van oordeel dat daarmee sprake was van wegnemen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 april 2018 te Rotterdam op de openbare weg, de Blaak, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een tas met inhoud (waaronder sleutels en een zonnebril en twee portemonnee
sen een bankpas en diverse pasjes en parfum), toebehorende aan [naam slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het (onverhoeds) (met kracht)
- die telefoon uit de hand van die [naam slachtoffer] te trekken, en
- die tas van de schouder van die [naam slachtoffer] te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in het centrum van Rotterdam de telefoon uit de hand en de handtas van de schouder van de aangeefster getrokken. Dit deed hij omdat hij een gesprek met haar wilde forceren.
Dit is voor de aangeefster beangstigend geweest en de verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit van de aangeefster aangetast. Bovendien schept dit feit gevoelens van onveiligheid op straat omdat er geweld is gebruikt op de openbare weg.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 juli 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Ook liep verdachte nog in een proeftijd van een huiselijk geweld zaak. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor aanzienlijke duur op te leggen. De rechtbank ziet hier geen aanleiding voor, gelet op het feit dat dit geen ‘klassieke’ straatroof betreft. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte, dat hij aangeefster op deze wijze daadwerkelijk heeft willen dwingen met hem in gesprek te gaan wat vervolgens uit de hand is gelopen, geloofwaardig. Dit doet niet af aan het feit dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een ongeoorloofde manier van eigenrichting, maar de rechtbank ziet in deze omstandigheden wel aanleiding af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur dan het voorarrest.
Hiernaast zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 28 september 2016 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer 10-109082-16) is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 13 oktober 2016.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten 1 week gevangenisstraf.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair verzet de verdediging zich niet tegen de vordering, maar verzoekt deze gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank is echter van oordeel dat het voor de verdachte beter is dat de gehele
voorwaardelijke gevangenisstraf boven zijn hoofd blijft hangen gedurende de nog resterende proeftijd. De rechtbank zal de vordering om die reden afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 28 september 2016 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer 10-109082-16) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J.M. Diekman, voorzitter,
en mr.dr. M.M. Koevoets en S.H. Poiesz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 april 2018 te Rotterdam op de openbare weg, de Blaak, in elk geval op of aan een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een tas met inhoud (waaronder sleutels en/of een zonnebril en/of twee, althans één portemonnee en/of een bankpas en/of diverse pasjes en/of parfum), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (onverhoeds) (met kracht)
- die telefoon uit de hand(en) van die [naam slachtoffer] te trekken/rukken, en/of
- die tas van de schouder van die [naam slachtoffer] te trekken/rukken.