ECLI:NL:RBROT:2018:8215

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
10/740200-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met munitie op de openbare weg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met munitie op de openbare weg. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel. De officier van justitie, mr. P. Wijnands, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 mei 2018 te Bergschenhoek een vuurwapen, een pistool van het merk Zastava, type M 88, kaliber 9mm, en bijbehorende munitie voorhanden had. De rechtbank heeft geen bewijsverweren van de verdediging gehoord en heeft het feit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft als voorwaarde gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/740200-18
Datum uitspraak: 22 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. P. Wijnands, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Door de verdediging zijn geen bewijsverweren gevoerd en is geen vrijspraak bepleit. Het feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 mei 2018 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk Zastava, type M 88, kaliber 9mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Bij de verdachte is een geladen vuurwapen met gespannen haan aangetroffen terwijl hij midden in de nacht op een verlaten parkeerterrein liep met de medeverdachte bij wie ook een vuurwapen is aangetroffen. De verdachte heeft dus een geladen vuurwapen voorhanden gehad op de openbare weg. Daarmee heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen omdat het bij zich dragen van een geladen vuurwapen het gebruik daarvan mogelijk maakt en, naar de ervaring leert, ook vaak met zich brengt. Dit is de reden waarom tegen illegaal vuurwapenbezit streng wordt opgetreden.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met het feit dat de verdachte tijdens de terechtzitting weliswaar heeft gezegd dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt, maar dat hij dat daadwerkelijk doet blijkt niet. Hij heeft immers op geen enkele manier openheid van zaken gegeven over wat hij daar met dat wapen deed. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 juli 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen met daarbij eventueel een voorwaardelijke strafdeel zodat de verdachte zijn studie in september 2018 kan oppakken. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat het feit zich daar niet voor leent.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J.M. Diekman, voorzitter,
en mr.dr. M.M. Koevoets en mr. S.H. Poiesz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk Zastava, type M 88, kaliber 9mm en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.