Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot overlegging van stukken van 30 september 2016;
- de akte overlegging producties van Vestia;
- de brief van de rechtbank van 9 december 2016 waarin onder meer is vermeld dat een zitting zal worden gehouden die in de incidenten het karakter heeft van een pleidooi en in de hoofdzaak van een regiecomparitie;
- de conclusie van antwoord in het incident tot overlegging van stukken tevens houdende de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ex artikel 210 Rv van Deloitte c.s., met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring ex artikel 210 Rv van Vestia, met productie;
- de akte overlegging producties ten behoeve van het pleidooi in de incidenten van Deloitte c.s.;
- de brief van de rechtbank van 12 oktober 2017 waarin de zittingsagenda is opgenomen;
- het verkorte proces-verbaal van de zitting van 17 oktober 2017 en de bij die gelegenheid overgelegde pleitnota's, één van de zijde van Vestia en drie van de zijde van Deloitte c.s.;
- de (ingevolge de ter zitting met partijen gemaakte afspraken verwachte) brief van 3 januari 2018 van Vestia;
- de brief van 4 januari 2018 van Deloitte c.s. in reactie op die brief.
2.De feiten
plain vanilla)
payeren
receiver swapsen
payeren
receiver swaptions.Vanaf augustus 2011 had de portefeuille een negatieve waarde met als gevolg dat Vestia bij de betrokken banken onderpand moest storten; in augustus 2011 € 269 miljoen en in december 2011 bijna € 1,2 miljard.
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.Het geschil in de incidenten
incidentele vordering tot overlegging van stukken
- de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat), zetelend in Den Haag;
- de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw, gevestigd en kantoorhoudende te (1213 PK) Hilversum, aan de Marathonweg 6;
5.De beoordeling in het incident tot overlegging van stukken
- de registeraccountant van Deloitte (met zijn team) onderzoek heeft gedaan naar de wijze waarop de derivatenportefeuille in de jaarrekening is verwerkt;
- elke registeraccountant in de relevante periode op grond van de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (hierna: NV COS) 230 in het kader van een dergelijke controle-opdracht verplicht was een controledossier op te stellen;
- uit dat aldus opgestelde controledossier moe(s)t blijken dat de controle is gepland en
6.De beoordeling in het incident tot oproeping in vrijwaring
7.De beoordeling in de hoofdzaak
- Staat het in de algemene voorwaarden opgenomen exoneratiebeding in de weg aan toewijzing?
- Kan de schade die Vestia heeft geleden als gevolg van het gevoerde beleid met betrekking tot de derivatenportefeuille niet (en ook niet mede) aan de aan Deloitte verweten gedragingen worden toegerekend?
8.De beslissing
30 mei 2018voor het nemen van een akte door Vestia waarbij zij haar bij dagvaarding betrokken stellingen betreffende de onder 7.4 genoemde punten kan aanvullen. Deloitte zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld op een termijn van zes maanden nadat de hiervoor genoemde akte is genomen, een conclusie van antwoord in de hoofdzaak te nemen, eveneens met betrekking tot die punten;