Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Seebregts. Het verzoek was gericht tegen mr. J. van der Groen, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, die betrokken was bij de behandeling van een strafzaak tegen de verzoeker. De wraking was primair gegrond op de veronderstelling dat de rechter op 12 september 2018 zitting zou nemen in de meervoudige strafkamer die de zaak tegen de verzoeker zou behandelen. De rechter had echter al bevestigd dat hij op die datum geen zitting zou hebben in de zaak van de verzoeker. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet op feiten was gebaseerd, aangezien er geen bewijs was dat de rechter in de toekomst betrokken zou zijn bij de zaak. Het verzoek werd daarom afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij de voorzitter mr. A.N. van Zelm van Eldik was, samen met de rechters mr. J.F. Koekebakker en mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans. De uitspraak vond plaats in het openbaar, met griffier J.A. Faaij aanwezig.