ECLI:NL:RBROT:2018:8112

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
6893825 cv expl 18-18403
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Frame Woningen I B.V. en een huurder. De huurder had een huurachterstand opgebouwd van € 2.662,88, ondanks eerdere veroordelingen tot betaling van achterstallige huur. Frame vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van herhaalde wanprestatie door de huurder, die niet tijdig de huur had betaald. De huurder erkende de huurachterstand, maar betwistte de hoogte ervan en stelde dat hij recentelijk betalingen had gedaan. De kantonrechter oordeelde echter dat de huurder niet had aangetoond dat deze betalingen correct waren toegewezen aan de juiste huurachterstand. Gezien de substantiële resterende huurachterstand en de eerdere veroordelingen, oordeelde de kantonrechter dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De vordering van Frame werd toegewezen, en de huurder werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de verhoogde huurprijs vanaf september 2018, en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6893825 CV EXPL 18-18403
uitspraak: 28 september 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Frame Woningen I B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarders R.A.M. Vismans en W.H.A. van Rijckevorsel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.E. Aalders.
Partijen worden hierna aangeduid als “Frame” en “[gedaagde].

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding van 2 mei 2018, met producties;
  • het schriftelijke verzoek om uitstel van [gedaagde];
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis van 26 juli 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de brief van 21 augustus 2018 met bijlage van de gemachtigde van Frame;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen.
1.2
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte aan de [adres] (hierna: de woning), waarbij [gedaagde] een huurprijs van (thans)
€ 665,72 per maand, bij vooruitbetaling dient te voldoen.
2.2
Bij vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 5 januari 2018, gewezen tussen Frame en [gedaagde], is - verkort weergegeven – [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 1.629,95 aan achterstallige huur berekend tot en met november 2017, rente en buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente en veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
2.3
Na het wijzen van voornoemd vonnis heeft [gedaagde] wederom een huurachterstand laten ontstaan.
2.4
Frame heeft [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de huurachterstand.

3.Het geschil

3.1
Frame heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de woning en tot betaling aan Frame van de door Frame genoemde bedragen, waarin begrepen € 2.662,88 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand mei 2018.
3.2
Aan de vordering heeft Frame naast de onder 2.1 tot en met 2.4 genoemde vaststaande feiten – samengevat en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is ondanks aanmaning in gebreke gebleven met de tijdige betaling van de huurprijs. Tot en met mei 2018 heeft [gedaagde] een huurachterstand van € 2.662,88. Gelet op deze toerekenbare tekortkoming is Frame gerechtigd ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te vorderen. Daarbij komt dat sprake is van een herhaalde wanprestatie zodat van Frame in redelijkheid niet kan worden verwacht de huurovereenkomst te continueren. Voorts heeft Frame op grond van de wet aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 241,66 en wettelijke rente. De tot de dag van dagvaarding vervallen rente bedraagt € 8,94.
3.3
[gedaagde] heeft erkend dat er (weer) sprake is van een huurachterstand, maar heeft de door Frame gestelde hoogte van de actuele huurachterstand betwist. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat de lopende huur vanaf juni 2018 telkens is betaald en dat daarnaast inmiddels een bedrag van in totaal € 800,00 is ingelopen op de achterstand. Dit bedrag ziet op vier betalingen gedaan op respectievelijk 30 mei 2018 (€ 50,00), 7 juni 2018 (€ 700,00) en 28 juni 2018 (€ 50,00). De huurachterstand is ten gevolge van deze betalingen minder dan 3 maanden. Volgens [gedaagde] rechtvaardigt de resterende huurachterstand dan ook geen ontbinding van de huurovereenkomst en evenmin ontruiming van de woning.

4.De beoordeling

4.1.
Ter voorbereiding op de comparitie van partijen heeft de gemachtigde van Frame bij brief van 21 augustus 2018 een recent huuroverzicht toegestuurd. Volgens dit overzicht bedraagt de huurachterstand over de periode december 2017 tot en met augustus 2018 in totaal € 2.668,88. In dit huuroverzicht zijn de door [gedaagde] gedane betalingen van in totaal € 800,00 niet verwerkt.
4.2.
Tijdens de comparitie van partijen heeft Frame daarover aangevoerd dat [gedaagde] bij de deurwaarder twee dossiers heeft lopen, waarvan er één ziet op onderhavige procedure. Het andere dossier heeft betrekking op de eerdere huurachterstand waarvoor een vonnis is verkregen. De door [gedaagde] gestelde betalingen zijn afgeboekt op het andere -oudere- dossier omdat die schuld nog niet was afgelost. In reactie daarop heeft [gedaagde] aangegeven dat de betalingen zijn gedaan naar aanleiding van een e-mailbericht van Frame en dat het de bedoeling was dat de aflossingen op het nieuwe dossier zouden worden afgeboekt. Frame betwist deze betalingen niet, maar wel de stelling dat deze niet op het juiste dossier zijn afgeboekt.
4.3
Gelet op de gemotiveerde betwisting en het feit dat [gedaagde] zijn stelling niet heeft onderbouwd, gaat de kantonrechter er vanuit dat de betalingen op het oudere dossier zijn afgeboekt. Maar ook al zou de kantonrechter het betoog van [gedaagde] opvatten als een beroep op artikel 6:43 lid 2 BW en betaling toewijzen aan het oudere dossier dan zou dat [gedaagde] nog niet kunnen baten. Dat artikel bepaalt dat indien een schuldenaar niet aanwijst waarop een betaling betrekking heeft, die betaling in de eerste plaats wordt toegerekend aan de opeisbare verbintenissen. Komen dan meerdere verbintenissen in aanmerking dat wordt de betaling toegerekend aan de voor de schuldenaar meest bezwarende verbintenis. Dat zou dan in beginsel de lopende huurachterstand zijn omdat met een voldoening van die achterstand een ontbinding en ontruiming zou kunnen worden voorkomen. Dat laatste is hier echter niet aan de orde omdat er na aftrek van € 800,00 nog steeds een substantiële huurachterstand zou resteren.
4.4
Op grond van het bovenstaande wordt dan ook geoordeeld dat de huidige tekortkomingen, in het licht van het eerdere vonnis ter zake de eerdere huurachterstand, thans de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
4.5
Nu verder niet is gebleken of gesteld dat het huuroverzicht dat Frame ten behoeve van de comparitie van partijen in het geding heeft gebracht onjuist is, zal van dat overzicht worden uitgegaan. Volgens dat overzicht bedraagt de huurachterstand berekend tot en met augustus 2018 € 2.668,88. Dit bedrag aan huurachterstand zal daarom worden toegewezen.
4.6
Aangezien de huurprijs met ingang van juli 2018 is verhoogd, zal [gedaagde] worden veroordeeld om vanaf september 2018 aan huur het verhoogde bedrag van € 668,72 te betalen.
4.7
De ontruimingstermijn wordt gesteld op 14 dagen.
4.8
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen. Immers op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen.
4.9
Frame maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Aan de gestelde eisen voor toewijzing is voldaan, zodat de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 241,66 inclusief btw voor toewijzing in aanmerking komen.
4.1
De gevorderde rente is gegrond op de wet en zal als niet weersproken als na te melden worden toegewezen.
4.11
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Frame worden vastgesteld op € 101,89 aan dagvaardingskosten, € 476,00 aan griffierecht en € 350,00 aan salaris voor de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Frame te betalen € 2.913,48 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand augustus 2018, vervallen wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 2 mei 2018 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag der algehele voldoening;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en de woning onder overgave van de sleutels ter beschikking van Frame te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Frame te betalen € 668,72 met ingang van de maand september 2018 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Frame vastgesteld op € 577,89 aan verschotten en € 350,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.J. Smits en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
754/642