ECLI:NL:RBROT:2018:8089

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
16-2249 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de schuldenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De bewindvoerder, K. Vieira Pereira-Boer, had de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen, omdat de schuldenaar niet naar behoren aan zijn afdrachtplicht had voldaan. Tijdens de behandeling op 18 juli 2018 is de schuldenaar gehoord, die aangaf de regeling te willen beëindigen omdat hij meende zijn schuldenproblematiek zelf te kunnen oplossen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden om de schuldenaar de gelegenheid te geven zijn standpunt te heroverwegen.

De bewindvoerder heeft op 10 augustus 2018 gerapporteerd dat de schuldenaar niet had gereageerd op eerdere correspondentie en geen boedelafdracht had verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar de schuldsaneringsregeling niet langer wenselijk achtte en heeft de regeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder g van de Faillissementswet. De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en een rechter-commissaris benoemd. De uitspraak heeft geleid tot een faillissement van rechtswege, met de benoeming van een curator en de instelling van een postblokkade.

De rechtbank heeft in haar beslissing de beëindiging van de schuldsaneringsregeling bevestigd en de kosten van de bewindvoerder vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 23 augustus 2018
Bij vonnis van deze rechtbank van 10 november 2016 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam],
[adres]
[woonplaats]
schuldenaar,
bewindvoerder: K. Vieira Pereira-Boer.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 21 juni 2018 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft op 11 juli 2018 een brief naar de rechtbank gestuurd met daarin de laatste stand van zaken.
De voordracht tot tussentijdse beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 18 juli 2018. De heer P.A. de Jong, waarnemend bewindvoerder en schuldenaar zijn verschenen en gehoord. De behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging is aangehouden met vier weken om schuldenaar in de gelegenheid te stellen zijn standpunt te heroverwegen. De rechtbank heeft dit per brief van 19 juli 2018 schriftelijk bevestigd. Per brief van 16 augustus 2018 heeft de rechtbank schuldenaar en bewindvoerder bericht op 23 augustus 2018 vonnis te wijzen.
De bewindvoerder heeft op 10 augustus 2018 een brief naar de rechtbank gestuurd met daarin de laatste stand van zaken.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is door de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenaar vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren aan zijn afdrachtplicht heeft voldaan. Ten tijde van de voordracht was de boedelachterstand € 13.930,37. Daarnaast heeft schuldenaar tijdens de schuldsaneringsregeling nieuwe schulden laten ontstaan; ten tijde van de voordracht in totaal € 1.070,02.
In de laatste stand van zaken van 11 juli 2018 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht dat de bankafschriften van mei en juni 2018, de salarisspecificatie van juni 2018 en de huurspecificatie per 1 juli 2018 ontbreken. Verder hebben ten opzichte van de voordracht geen wijzigingen plaatsgevonden.
Ter terechtzitting heeft de waarnemend bewindvoerder verklaard dat de boedelachterstand verder is opgelopen. Schuldenaar heeft in de maanden juni en juli 2018 niet het inkomen boven het vrij te laten bedrag afgedragen aan de boedel. De waarnemend bewindvoerder handhaaft het ingenomen standpunt.
Ter terechtzitting heeft schuldenaar verklaard dat hij de schuldsaneringsregeling wenst te beëindigen. Schuldenaar is van oordeel dat hij met zijn inkomen en spaarsaldo zijn schuldenproblematiek zelf kan oplossen en heeft hiervoor het wettelijke middel van de schuldsaneringsregeling niet nodig.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 10 augustus 2018 bericht dat in de afgelopen periode schuldenaar niet heeft gereageerd op de brief van de rechtbank van 19 juli 2018, geen inlichtingen zijn verstrekt en geen boedelafdracht is verricht. De bewindvoerder stemt in met het verzoek van schuldenaar om de schuldsaneringsregeling te beëindigen.

3.De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat schuldenaar de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet langer wenselijk acht. De toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder g van de Faillissementswet.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom, ingevolge artikel 350, vijfde lid, Fw, sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat. De rechtbank zal een rechter-commissaris benoemen en een curator aanstellen. Er zal een postblokkade worden ingesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.499,63;
- benoemt in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. A.J. van Spengen;
  • stelt aan tot curator:
  • geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van mr. H.A. Wolterink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.