ECLI:NL:RBROT:2018:8087
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en benadeling van schuldeisers
In deze zaak heeft verzoekster op 24 mei 2018 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 2 augustus 2018 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een schuld van € 24.142,87 heeft, waarvan een aanzienlijk deel voortkomt uit een teruggevorderde bijstandsuitkering van de gemeente Ede. Verzoekster was sinds 2009 eigenaar van een geërfd perceel in Turkije, maar heeft dit niet gemeld en in 2017 om niet aan haar dochter overgedragen. Dit heeft geleid tot benadeling van haar schuldeisers, wat in strijd is met de vereiste goede trouw voor de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw is geweest in het ontstaan van haar schulden. De goede trouw is een belangrijke maatstaf en de rechtbank heeft alle omstandigheden in overweging genomen, waaronder de aard van de vorderingen en het gedrag van verzoekster. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet voldoende inspanningen heeft geleverd om haar schulden te voldoen en dat zij geen relevante pogingen heeft ondernomen om het perceel te verkopen.
Daarnaast heeft verzoekster een schuld van € 1.130,12 aan Havensteder, die ook niet te goeder trouw is ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. Gezien deze bevindingen heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing is op 10 augustus 2018 openbaar uitgesproken door rechter J.C.A.M. Los.