ECLI:NL:RBROT:2018:8056

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
10/751076-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel in vereniging met meerdere personen met winstbejag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 september 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensensmokkel in vereniging. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie, mr. M. Blom, eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de illegale status van de drie Albanese personen die hij naar Groot-Brittannië vervoerde. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte en zijn medeverdachte, [naam medeverdachte 1], wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat de doorreis van de Albanese vreemdelingen niet legaal was. Dit werd onderbouwd door bewijs uit het dossier, waaronder communicatie via WhatsApp en verklaringen van betrokkenen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte actief betrokken was bij het organiseren van de reis en het verkrijgen van valse identiteitsdocumenten voor de vreemdelingen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan mensensmokkel en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het winstbejag dat de verdachte had.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/751076-18
Datum uitspraak: 25 september 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
feitelijk woonachtig op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , [land verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. L. Tricoli, advocaat te Alphen aan den Rijn.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft – naar de rechtbank begrijpt – vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte er weet van had dat de drie personen in de auto illegaal waren. De verdediging heeft daartoe – onder meer – aangevoerd dat de verdachte slechts met zijn vriend, de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ), richting Engeland is gereden om daar voor hem te tolken. Onderweg zijn ze eerst langs Duitsland gegaan om drie mensen op te halen die volgens [naam medeverdachte 1] ook naar Engeland moesten. De verdachte kende deze mensen niet, maar was er wel van overtuigd dat zij Italianen waren omdat zij blank zijn en Italiaanse identiteitspapieren hadden. Onderweg heeft er geen gesprek met de personen plaatsgevonden omdat zij geen Italiaans en geen Engels spraken. De verdachte heeft bij de balie van de Stena Line als tolk logischerwijs de tickets geregeld en iedereen heeft zelf zijn identiteitskaart laten zien. Ten slotte is er in de telefoon van de verdachte geen communicatie aangetroffen die betrekking heeft op het delict.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier volgt dat de verdachte, de medeverdachte [naam medeverdachte 1] en drie andere personen, zich op 6 juni 2018, omstreeks 20:00 uur als inzittenden van één auto hebben gemeld bij de controlepost van de Koninklijke Marechaussee op Hoek van Holland, teneinde toegang te verkrijgen tot de ferry naar Harwich (Groot-Brittanië). De verdachte zat als chauffeur samen met [naam medeverdachte 1] als bijrijder voorin de auto. Zij overhandigden de Italiaanse identiteitspapieren van alle inzittenden aan de wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee en zij voerden het woord. Na hun aanhouding is vastgesteld dat de Italiaanse identiteitskaarten van de drie personen op de achterbank vals waren. Deze drie personen bleken de Albanese nationaliteit te hebben en hadden hun Albanese paspoort verstopt in hun schoenen.
Bij [naam medeverdachte 1] zijn bij zijn insluitingsfouillering drie pasfoto’s aangetroffen in het borstzakje van zijn kleding. De aangetroffen pasfoto’s komen overeen met de pasfoto’s die zijn aangebracht op de valse documenten van de drie Albanezen.
Uit de verklaring van een medewerker van de Stena Line, alsmede uit de verklaring van [naam vreemdeling 1] , volgt dat verdachte en [naam medeverdachte 1] zich eerder op de middag hebben gemeld bij de balie van de Stena Line om vijf tickets voor de overtocht naar Harwich te kopen en dat de verdachte daarbij het woord voerde en de identiteitsdocumenten van alle vijf personen heeft overhandigd aan de medewerkster. Dit strookt niet met hetgeen door de verdediging is gesteld.
De medewerkster heeft voorts verklaard dat zij de indruk kreeg dat de verdachte de leiding had. De verdachte voerde steeds het woord en ook tijdens het invoeren van alle benodigde gegevens en tijdens het controleren van de documenten was de verdachte continu tegen haar aan het praten en dat gaf haar het gevoel dat hij haar aan het afleiden was. De tickets zijn vervolgens door de verdachte contant betaald.
De auto waarin de verdachte, [naam medeverdachte 1] en de Albanese vreemdelingen zich meldden bij de controlepost van de Koninklijke Marechaussee, is gehuurd door een derde, genaamd [naam medeverdachte 2] , voor een periode van 4 juni 2018 tot 7 juni 2018, waarbij in het huurcontract de verdachte als tweede bestuurder geregistreerd stond.
[naam vreemdeling 1] en [naam vreemdeling 2] hebben verklaard dat zij tijdens een vakantie in Italië zijn benaderd door twee mannen met de vraag of zij naar Engeland wilden. Vooraf hebben zij € 2.000,00 betaald en bij aankomst in Groot-Brittanië zouden zij nog € 10.000,00 betalen. In Italië zijn foto’s gemaakt. Het gezin ( [naam vreemdeling 1] , [naam vreemdeling 2] en hun dochter [naam vreemdeling 3] ) is op enig moment afgereisd naar Duitsland met de opdracht om daar te wachten tot ze opgehaald zouden worden. Op
6 juni 2018 zijn zij in de ochtend in Bremen opgehaald door de verdachte en [naam medeverdachte 1] . [naam vreemdeling 2] heeft verklaard dat het gezin de valse Italiaanse identiteitsdocumenten op dat moment heeft ontvangen van de verdachte. Ze zijn vervolgens naar Hoek van Holland gereden waarbij er niet of nauwelijks onderling is gecommuniceerd omdat de gezinsleden geen Italiaans spreken.
Na de aanhouding van [naam medeverdachte 1] is zijn mobiele telefoon onderzocht. Uit dat onderzoek volgt dat hij al op 21 mei 2018 via WhatsApp contact had met ene [naam betrokkene 1] waarbij de cijfers 14, 40 en 45 worden gestuurd en vanaf het toestel van [naam medeverdachte 1] wordt opgemerkt dat niet vergeten moet worden de foto’s toe te zenden. Dezelfde avond worden op het toestel van [naam medeverdachte 1] 3 foto’s ontvangen van – naar later blijkt – de Albanese vreemdelingen die op 6 juni 2018 in het gezelschap van de verdachte en [naam medeverdachte 1] zijn aangetroffen.
Kort nadien – op 25 mei 2018 – ontvangt [naam medeverdachte 1] op zijn telefoon de getallen 175, 157 en 153, die een minuut later worden doorgestuurd naar het contact [naam betrokkene 2] . Vervolgens worden op 26 mei 2018 de drie eerder ontvangen foto’s doorgestuurd naar hetzelfde contact. Een dag later stuurt [naam betrokkene 2] afbeeldingen van twee Italiaanse identiteitskaarten naar de telefoon van [naam medeverdachte 1] . De documentnummers en de gegevens op die documenten komen overeen met de op 6 juni 2018 aangetroffen valse identiteitskaarten. Ook de op de valse identiteitskaarten aangetroffen lengtematen komen overeen met de eerder door [naam medeverdachte 1] ontvangen en verstuurde getallen (175, 157 en 153) en komen de getallen 14, 40 en 45 overeen met de leeftijden van de drie Albanese vreemdelingen.
Op grond van het vorenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , voordat zij de reis richting Groot-Brittannië aanvingen, wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat de doorreis door Duitsland en Nederland en het voorgenomen verblijf in Groot-Brittannië van de drie Albanese vreemdelingen niet legaal was. Op grond van het dossier kan immers worden vastgesteld dat [naam medeverdachte 1] in de weken voor de reis een schakel is geweest in het ontvangen en versturen van gegevens en foto’s die op de valse Italiaanse identiteitskaarten terecht is gekomen en dat hij beschikte over de pasfoto’s van de vreemdelingen. De verdachte heeft – samen met een derde – de huurauto geregeld waarmee de reis werd uitgevoerd en hij heeft daarnaast een actieve rol gespeeld bij het organiseren van de feitelijke overtocht naar Groot-Brittannië. Op grond van de verklaring van [naam vreemdeling 2] kan eveneens worden vastgesteld dat de vreemdelingen de valse documenten van de verdachte hebben ontvangen in Bremen.
Dat [naam verdachte] slechts mee was als tolk op een zakelijke reis en er 100% van overtuigd was dat de vreemdelingen de Italiaanse nationaliteit hadden (zoals door de verdachte ter terechtzitting gesteld) acht de rechtbank niet aannemelijk nu er zowel door de verdachte als de vreemdelingen is verklaard dat er niet is gecommuniceerd tussen de vreemdelingen en de verdachte omdat de vreemdelingen geen Italiaans spraken. Daarbij komt dat het scenario dat sprake was van een zakelijke reis niet aannemelijk is geworden, nu dit niet nader is onderbouwd en de verklaringen van de verdachten over de aard en bestemming van de zakelijk reis niet consistent zijn.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
in de periode van 05 juni 2018 tot en met 06 juni 2018 in Nederland, en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
anderen, te weten drie personen met de Albanese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Duitsland en Groot-Brittannië,
en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië, door
- een auto (met Italiaans kenteken [kentekennummer] ) te (laten) huren en
- bovengenoemde personen in voornoemde auto te (laten) vervoeren door
Duitsland en Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar
Groot-Brittanië te nemen, en
- tickets aan te (laten) schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië
en aldus de doorreis en toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of Duitsland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en gefaciliteerd ,
terwijl hij, verdachte en zijn mededader, wisten of ernstige redenen
hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft 3 personen met de Albanese nationaliteit, die in het bezit waren van valse Italiaanse identiteitsdocumenten, door Duitsland en Nederland gesmokkeld met bestemming Groot-Brittannië. Hierbij heeft hij in ieder geval samengewerkt met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , die – afgewisseld met de verdachte – de auto heeft bestuurd waarin de vreemdelingen werden vervoerd. De verdachte heeft verder de tickets voor de overtocht geregeld bij de balie van Stena Line in Hoek van Holland en heeft de vreemdelingen in Bremen hun valse documenten overhandigd. Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist maar wordt ook bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit. Bovendien gaat mensensmokkel veelal gepaard met mensonterende praktijken. Door zijn handelen heeft de verdachte hieraan bijgedragen. De verdachte heeft dit uit winstbejag gedaan om zelf financieel voordeel te behalen. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 augustus 2018, waaruit blijkt dat de verdachte hier te lande niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal vreemdelingen dat is gesmokkeld, de omstandigheid dat is gehandeld uit winstbejag en op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft – subsidiair – verzocht een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de duur van het voorarrest achterwege te laten, gelet op de beperkte rol van de verdachte ten opzichte van de medeverdachte. De rechtbank ziet hiervoor echter geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mr. A.M. van der Leeden en mr. W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 05 juni 2018 tot en met 06 juni 2018 te
Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten drie, althans één of meer, personen met de
Albanese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Duitsland en/of Groot-Brittannië, en/of genoemde personen daartoe gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Duitsland en/of Groot-Brittannië, en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- een auto (met Italiaans kenteken [kentekennummer] ) te (laten) huren en/of
- bovengenoemde personen in voornoemde auto te (laten) vervoeren door
Duitsland en/of Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar
Groot-Brittannië te nemen, en/of
- ( een) ticket(s) aan te (laten) schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het
verblijf in Nederland en/of Duitsland en/of Groot-Brittannië georganiseerd
en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was.