ECLI:NL:RBROT:2018:8034

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
2760515 CV EXPL 14-5429
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en zorgplicht van Dexia in relatie tot schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en Dexia Nederland B.V. De eiser had twee effectenleaseovereenkomsten afgesloten met een rechtsvoorganger van Dexia en vorderde vernietiging van deze overeenkomsten op grond van misbruik van omstandigheden en dwaling. De eiser stelde dat hij door Dexia niet adequaat was geïnformeerd over de risico's van de overeenkomsten, wat leidde tot een onaanvaardbare financiële last. Dexia betwistte de vorderingen van de eiser en vorderde in reconventie betaling van een restschuld van € 25.863,72.

De rechtbank oordeelde dat Dexia haar precontractuele zorgplicht had geschonden en dat de eiser niet in staat was om de gevolgen van de overeenkomsten te begrijpen, mede door zijn beperkte intellectuele capaciteiten. De kantonrechter concludeerde dat de volledige schade door Dexia moest worden gedragen, en dat de eiser recht had op terugbetaling van het door hem betaalde bedrag van € 9.074,56, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd Dexia veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De vordering van Dexia in reconventie werd afgewezen.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van aanbieders van effectenleaseproducten om hun zorgplicht na te komen en de gevolgen van het niet voldoen aan deze zorgplicht voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2760515 CV EXPL 14-5429
uitspraak: 21 september 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaatsnaam],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘Dexia’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop volgt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 januari 2014;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie;
  • de rolbeslissing van 13 november 2015;
  • de akte van Dexia;
  • de producties van beide partijen.
De datum van de uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten in conventie en reconventie

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld en anderzijds zijn erkend dan wel niet althans onvoldoende zijn weersproken:
2.1
[eiser] is met een rechtsvoorganger van Dexia de volgende twee effectenleaseovereenkomsten aangegaan (hierna: de overeenkomsten):
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
74582354
9 juni 2000
Winstverdriedubbelaar
36 maanden
74488914
9 juni 2000
Winstverdriedubbelaar
36 maanden
2.2
[eiser] heeft in het kader van de overeenkomsten een bedrag van € 9.074,56 aan Dexia betaald. Er is daarnaast sprake van een restschuld van € 25.863,72 (na verrekening).

3.Het geschil

In conventie

3.1
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
a. voor recht te verklaren dat de overeenkomsten vernietigd zijn op grond van artikel 3:34 BW;
subsidiair:
voor recht te verklaren dat de overeenkomsten vernietigd zijn op grond van misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 4 BW);
voor recht te verklaren dat de overeenkomsten vernietigd zijn op grond van dwaling (art. 6:228 BW)
meer subsidiair:
voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar is tekortgeschoten jegens [eiser] op de gronden zoals in de dagvaarding vermeld;
voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door zich bij het uitvoering geven aan de overeenkomsten niet als kundig bankier te gedragen, omdat Dexia de tweede en derde aankoop tegen veel te hoge prijs aankocht door de optie rücksichtslos uit te oefenen terwijl de werkelijke beurskoersen van de fondsen op die momenten fors lager waren en Dexia - had zij zich gedragen als kundig bankier die het belang van afnemer vooropstelde - het directe verlies had kunnen voorkomen door de fondsen tegen de reële waarde op de beurs aan te kopen;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
Dexia te veroordelen om aan [eiser] te voldoen al hetgeen [eiser] aan Dexia ingevolge de overeenkomsten heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van de betaling door [eiser] aan Dexia, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen ingangsdatum;
Dexia te veroordelen om aan de Stichting BKR mede te delen dat [eiser] aan de overeengekomen verplichtingen heeft voldaan en dat de a-codering kan worden geschrapt;
Dexia te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, de omvang van deze kosten primair forfaitair vast te stellen op 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief in eerste aanleg met een maximum van 15% van de hoofdsom, te vermeerderen met btw, subsidiair door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
Dexia te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. De overeenkomsten zijn vernietigbaar omdat zijn wil tot het sluiten van de overeenkomsten wordt geacht te hebben ontbroken nu zijn geestvermogens waren gestoord, althans omdat sprake is van misbruik van omstandigheden dan wel dwaling. Meer subsidiair stelt [eiser] dat Dexia haar precontractuele zorgplicht niet is nagekomen en op die grond gehouden is de door hem betaalde bedragen terug te betalen.
3.3
Dexia concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Op de stellingen van Dexia zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
In reconventie
3.4
Dexia vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiser] te veroordelen aan Dexia te betalen een bedrag van € 25.863,72 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2003 tot aan de dag van algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.5
Dexia legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Na de looptijd van de overeenkomsten was sprake van een restschuld. [eiser] is op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomsten gehouden dit bedrag aan Dexia te betalen.
3.6
[eiser] voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering van Dexia. Dit verweer komt – zover van belang – nader aan de orde bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1
[eiser] heeft niet gesteld een ander belang te hebben bij de gevorderde verklaringen voor recht dan vast te stellen dat hij niets meer aan Dexia verschuldigd is en Dexia alles wat hij heeft betaald dient terug te betalen. Dat in ogenschouw genomen zal eerst de meer subsidiaire grondslag worden beoordeeld.
4.2
[eiser] legt daaraan ten grondslag dat Dexia haar precontractuele zorgplicht niet is nagekomen en op die grond gehouden is de door [eiser] geleden schade te vergoeden. In dat kader heeft de Hoge Raad een aantal arresten gewezen, die - voor zover thans van belang - als volgt kunnen worden samengevat.
4.3
Indien de aanbieder van een effectenleaseproduct zijn precontractuele zorgplicht niet is nagekomen, en hij dus onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de particuliere belegger die een zodanig product heeft aangeschaft, is de aanbieder tegenover de particuliere belegger verplicht de schade die laatstgenoemde dientengevolge lijdt, te vergoeden. Die schade is in beginsel echter mede een gevolg van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend. Daarom dient als uitgangspunt dat de vergoedingsplicht van de aanbieder dient te worden verminderd door deze op de voet van art. 6:101 BW over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen naar de maatstaf 1 (de particuliere belegger) staat tot 2 (de aanbieder). Indien de aanbieder had moeten begrijpen dat de mogelijke financiële gevolgen van de leaseovereenkomst een onaanvaardbaar zware last voor de afnemer vormden, dient de schade naar de hiervoor bedoelde maatstaf tussen partijen te worden verdeeld zowel wat betreft de eventuele restschuld als wat de reeds betaalde rente, aflossing en kosten aangaat. Indien echter geen sprake was van een onaanvaardbaar zware last als vorenbedoeld, dient uitsluitend het bedrag van de eventuele restschuld naar deze maatstaf tussen partijen te worden verdeeld en strekt de verplichting tot schadevergoeding van de aanbieder zich niet mede uit over de door de afnemer betaalde rente, aflossing en kosten (HR 2 september 2016 ECLI:NL:HR:2016:2012).
4.4
Tussen partijen is niet in geschil dat Dexia haar precontractuele zorgplicht heeft geschonden en dat [eiser] is blootgesteld aan een onaanvaardbare zware financiële last. In beginsel dient Dexia daarom op grond van bovengenoemde jurisprudentie 2/3 deel van de door [eiser] geleden schade, bestaande uit de betaalde rente, aflossingen en eventuele kosten alsmede de restschuld, te vergoeden. Voor zover Dexia heeft willen aanvoeren dat [eiser] de overeenkomsten ook zou zijn aangegaan als Dexia haar zorgplicht was nagekomen, heeft zij dat onvoldoende onderbouwd.
4.5
Het uitgangspunt dat bij de causale verdeling op grond van artikel 6:101 BW heeft te gelden dat schade mede het gevolg is van aan de afnemer toe te rekenen omstandigheden, is erop gebaseerd dat uit de overeenkomsten voldoende duidelijk kenbaar was dat werd belegd met geleend geld, dat de overeenkomsten voorzagen in een geldlening, dat over die lening rente moest worden betaald en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat van de afnemer mag worden verwacht dat hij zich inspant om de effectenleaseovereenkomst te begrijpen (HR 5 juni 2009 ECLI:NL:HR2009: BH2815).
4.6
Uit de door [eiser] overgelegde verklaring van zijn neuroloog blijkt dat [eiser] een beneden gemiddelde intelligentie heeft en problemen heeft om voor zichzelf op te komen. Volgens de neuroloog was het voor [eiser] gelet op zijn beperkingen niet mogelijk om alle aspecten van de overeenkomst te begrijpen en was hij op medische gronden niet in staat de overeenkomsten aan te gaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is er daarom in dit geval geen sprake van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW. De door de Hoge Raad genoemde omstandigheden waarop de eigen schuld van de afnemer is gegrond, doen zich in dit geval immers niet voor. Dat betekent dat de volledige schade door Dexia gedragen moet worden. De vordering tot terugbetaling van hetgeen [eiser] aan Dexia heeft betaald, zal daarom worden toegewezen en de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
4.7
De primair en subsidiair gevorderde verklaringen van recht zullen, mede gelet op hetgeen onder r.o. 4.1 is overwogen, bij gebrek aan belang worden afgewezen. De onder d gevorderde verklaring van recht zal worden afgewezen omdat deze onvoldoende bepaald is en [eiser] ook daarbij verder geen belang heeft. De onder e gevorderde verklaring van recht zal eveneens bij gebrek aan belang worden afgewezen.
4.8
De vordering om Dexia te veroordelen om aan de Stichting BKR mede te delen dat [eiser] aan de overeengekomen verplichtingen heeft voldaan en dat de a-codering kan worden geschrapt zal worden toegewezen. Dexia heeft daartegen als verweer gevoerd dat zij slechts aan de Stichting BKR kan verzoeken om de a-codering van [eiser] te schrappen, maar dat wordt in deze zaak ook gevorderd. Dexia maakt verder bezwaar tegen het opleggen van een dwangsom, maar die wordt niet gevorderd.
4.9
De wettelijke rente zal worden toegewezen telkens vanaf het moment waarop een desbetreffend gedeelte van de inleg daadwerkelijk is voldaan (HR 1 mei 2015, ECLI: NL:HR2015:1198). Aan buitengerechtelijke kosten zal een bedrag worden toegewezen van € 833,-, gebaseerd op Voorwerk II.
4.1
Dexia zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 9.074,56, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van de betaling door [eiser] aan Dexia;
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 833,- aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op 223,- aan griffierecht, € 92,82 aan dagvaardingskosten en € 500,- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 800,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en ter openbare terechtzitting uitgesproken.
371