ECLI:NL:RBROT:2018:8018

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
10/690255-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en aanwezig hebben van heroïne en cocaïne met een gevangenisstraf van vier jaar

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die in zijn woning een aanzienlijke hoeveelheid heroïne en cocaïne, met een totaalgewicht van 53 kilo, en een geldbedrag van €11.950 heeft aangetroffen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het vervoeren van heroïne en het aanwezig hebben van zowel heroïne als cocaïne. De verdachte werd op 7 juni 2018 betrapt op het vervoeren van een tas met heroïne, wat leidde tot zijn aanhouding. Tijdens de doorzoeking van zijn woning werden niet alleen de drugs aangetroffen, maar ook weegschalen en verpakkingsmateriaal, wat de verdenking versterkte dat hij betrokken was bij drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij de ernst van de feiten en de schadelijke impact van verdovende middelen op de volksgezondheid zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, en dat hij strafbaar is voor de bewezen feiten, die onder de Opiumwet vallen. De rechtbank heeft het in beslag genomen geldbedrag van €11.950 verbeurd verklaard, omdat dit geld afkomstig was uit de strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690255-18
Datum uitspraak: 26 september 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam locatie De Schie,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2018.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde voor zover het betreft het vervoeren van een hoeveelheid heroïne op 7 juni 2018, alsmede van het onder 2 en 3 primair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van het voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Feit 1
4.1.1.
Standpunt van de verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit omdat uit het dossier onvoldoende blijkt dat hij enige wetenschap had van de inhoud van de Albert Heijn tas die hij vervoerde.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de auto had geleend van iemand en dat de Albert Heijn tas zich op dat moment in de auto bevond. Nadat hij thuis aankwam heeft hij deze tas meegenomen naar zijn woning en op het moment dat hij wegging met de auto heeft hij de tas weer meegenomen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit het dossier valt af te leiden dat een buurtbewoner op 18 mei 2018 een klacht heeft ingediend dat er op [plaats delict] in Rotterdam verdachte dingen gebeurden. Mannen zouden staan te wachten bij het gangetje, daar pakketjes onder hun jas vandaan halen en meegeven aan een persoon in een auto die daar stopt. Door verbalisanten is op 7 juni 2018 zicht genomen op [plaats delict] . Zij zagen daar een auto geparkeerd staan waar dit niet mocht, pal naast de gang waar in de klacht over gesproken is. Op een gegeven moment komt de verdachte uit de gang gelopen met een half gevulde Albert Heijn tas in zijn hand en een telefoon aan zijn oor en hij kijkt schichtig om zich heen. Hij gaat op de bestuurdersstoel zitten, legt de tas op de bijrijdersstoel, stapt een paar minuten later weer uit, legt de tas in de kofferbak en rijdt weg. De verbalisanten krijgen gezien de melding en de omstandigheden waarin zij de man aantreffen, het vermoeden dat hij verdovende middelen vervoert. De auto wordt gevolgd, door verbalisanten gestopt en doorzocht. In de kofferbak wordt de Albert Heijn tas aangetroffen. In deze tas zitten vier rechthoekige blokken met zwarte tape omwikkeld die zo’n 3,5 kilo heroïne bevatten.
Na zijn aanhouding vond in het huis van de verdachte een doorzoeking plaats. In de vloer van de zolder is een grote hoeveelheid pakketten met een totaalgewicht van zo’n 53 kilo gevonden. Deze pakketten zijn op eenzelfde manier verpakt als de pakketten uit de auto en blijken heroïne en cocaïne te bevatten. In de vloer is ook een geldbedrag van
€ 11.950,00 aangetroffen. Elders in de woning zijn weegschalen en verpakkingsmateriaal gevonden. Gezien deze omstandigheden en mede gelet op de wijze waarop de verdachte is omgegaan met de Albert Heijn tas, het meenemen van de tas naar de woning en deze vervolgens weer meenemen in de auto en deze vanaf de bijrijdersstoel in de kofferbak leggen, de zenuwachtige indruk die de verdachte hierbij maakte en de wijze waarop de drugs is verpakt, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als hij al geen wetenschap had van de inhoud van de tas, in elk geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze vierhoekige blokken met tape omwikkeld harddrugs bevatten. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het vervoeren van heroïne op 7 juni.
Feit 2
4.1.3.
Standpunt van de verdediging
Er was wel sprake van schuld, maar geen sprake van opzet, omdat de verdachte niet wist wat in de pakketten zat.
4.1.4.
Beoordeling
Wetenschap
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de gevonden pakketten op zolder bewaarde voor bepaalde personen in ruil voor een geldbedrag. Dit geldbedrag heeft hij op zolder verstopt onder de vloer. De verdachte was in de veronderstelling dat deze pakketten zand of een mix bevatten.
De rechtbank oordeelt als volgt. Gezien de manier van verpakken van de pakketten zoals is overwogen onder 4.1.2., het feit dat de verdachte voor een ander zakken met zand of een mix in zijn woning moest bewaren in ruil voor een geldbedrag, de hoogte van dit geldbedrag en het feit dat de verdachte alles in de vloer van de zolder uit het zicht van zijn vrouw en anderen verstopte, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als hij al geen wetenschap had van de inhoud van de pakketten, in elk geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze pakketten harddrugs bevatten. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en acht bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van de verdovende middelen in de woning. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan.
Hoeveelheid drugs
De rechtbank heeft geconstateerd dat niet alle aangetroffen pakketten door het NFI zijn onderzocht op de aanwezigheid van verdovende middelen. Gezien de omstandigheid dat alle pakketten soortgelijk verpakt waren en bij elkaar in de vloer van de zolder zijn aangetroffen, gaat de rechtbank er van uit dat de niet geteste pakketten allemaal heroïne bevatten. Er is geen reden om aan te nemen dat de inhoud van deze pakketten, die wel indicatief zijn getest door de politie, zal afwijken van de inhoud van de wél geteste pakketten. Overigens is op dit punt door de verdediging geen verweer gevoerd.
Medeplegen
Uit het dossier komt onvoldoende naar voren dat de verdachte de feiten 1 en 2 samen met een ander of anderen pleegde, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Feit 3
Door de verdediging is ten aanzien van dit feit geen verweer gevoerd. De verdachte heeft verklaard dat hij het aangetroffen geldbedrag zou krijgen voor het bewaren van de pakketten in de vloer van zijn zolder. De rechtbank acht op grond van deze verklaring bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op07 juni 2018 te Rotterdam,
opzettelijk heeft vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij
op 07 juni 2018 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( ongeveer) 56607 gram, van een materiaal bevattende heroïne en
- ( ongeveer) 484 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij
op 07 juni 2018, te Rotterdam, een voorwerp, te weten een geldbedrag van
11950 euro, voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist,
dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

3..eenvoudig witwassen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
In de woning van de vrouw van de verdachte, waar de verdachte verbleef, is een grote hoeveelheid verdovende middelen en contant geld aangetroffen. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat de handel daarin andere vormen van (zwarte) criminaliteit met zich meebrengt. De verdachte heeft met zijn handelen als onmisbare schakel bijgedragen aan het in stand houden van die negatieve effecten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 augustus 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurd­verklaring, passend en geboden.
8. In beslag genomen voorwerpen
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 11.950,00 verbeurd te verklaren.
De officier van justitie heeft gevorderd de personenauto, de geldbedragen van € 570,00, € 440,00 en € 800,00 en de twee horloges terug te geven aan de rechthebbenden.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen geen standpunt ingenomen.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 11.950,00 zal worden verbeurd verklaard, omdat feit 3 met betrekking tot dit voorwerp is begaan en het geld verdiend is met de feiten 1 en 2.
Ten aanzien van de in beslag genomen personenauto, de geldbedragen van € 570,00, € 440,00 en € 800,00 en de twee horloges zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

.9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 3: het geldbedrag van € 11.950,00;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de personenauto, de geldbedragen van € 570,00, € 440,00 en € 800,00 en de twee horloges.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2018 tot en met 07 juni 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
(telkens) een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (een) middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij
op of omstreeks 07 juni 2018
te Rotterdam en/of te Barendrecht, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( ongeveer) 56607 gram, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of
- ( ongeveer) 484 gram, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij
op of omstreeks 07 juni 2018,
te Rotterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van
11950 euro, althans een geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
subsidiair
hij op of omstreeks 07 juni 2018, te Rotterdam,
althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een bedrag van 11950 euro, heeft verworven, voorhanden
gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;