ECLI:NL:RBROT:2018:7980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
C/10/553553 / KG RK 18-823
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van niet-gedeponeerd arbitraal vonnis tussen Nederlandse partijen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2018 een beschikking gegeven in een kort geding. Het betreft een verzoek tot verlof tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis dat op 12 juni 2018 is gewezen tussen de verzoekster, kantoorhoudend te Maarssen, en een persoon kantoorhoudend te Kootwijk. Het verzoekschrift is op 27 juni 2018 ontvangen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de relatieve bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam gegeven is omdat het arbitraal vonnis in Rotterdam is gewezen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging toegewezen zonder de wederpartij te horen, aangezien het arbitraal vonnis niet gedeponeerd is ter griffie van de rechtbank. De rechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat er geen aannemelijke gronden zijn die tot afwijzing van het verzoek zouden leiden. De verzoekster heeft niet gesteld dat de termijn voor het instellen van een vordering tot vernietiging ongebruikt is verstreken, waardoor het toetsingskader van artikel 1063 lid 1 Rv van toepassing is.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk verlof verleend tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis en de wederpartij veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster, die zijn begroot op € 124,- aan griffierecht en € 543,- aan salaris advocaat. De beschikking is openbaar uitgesproken op 12 juli 2018.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/553553 / KG RK 18-823
Beschikking van de voorzieningenrechter van 12 juli 2018
in de zaak van
[verzoekster]
,
kantoorhoudend te Maarssen,
verzoekster,
advocaat mr. R.V. van den Wildenberg te Vught,
betreffende een arbitraal vonnis gewezen tussen verzoekster en
[persoon]
,
kantoorhoudend te Kootwijk.

1.De feiten

1.1.
Tussen verzoekster en [persoon] is in Rotterdam een arbitrale procedure gevoerd, waarin op 12 juni 2018 een arbitraal (eind) vonnis gewezen.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoekschrift, ontvangen op 27 juni 2018, strekt er toe dat verlof wordt verleend tot tenuitvoerlegging van het voormelde arbitrale vonnis.
2.2.
In een verzoekschriftprocedure dient de rechter in beginsel ambtshalve zijn relatieve bevoegdheid te toetsen (art. 270 lid 1 Rv.). De relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam is gegeven omdat het arbitraal vonnis is gewezen in Rotterdam (artikel 1062 lid 1 Rv.).
2.3.
Indien de voorzieningenrechter het verzoek aanstonds toewijst, bepaalt hij geen dag voor de mondelinge behandeling en wordt de wederpartij niet de kans geboden een verweerschrift in te dienen (artikel 279 lid 1 Rv.). Daarom wordt het verzochte verlof verleend zonder [persoon] in deze procedure te horen.
2.4.
Het arbitrale vonnis is niet gedeponeerd ter griffie van de rechtbank Rotterdam. Daarom dient het onderhavige verlof te worden opgenomen in een beschikking (art. 1062 lid 2 Rv.).
2.5.
Verzoekster stelt niet dat de termijn voor het instellen van een vordering tot vernietiging als bedoeld in artikel 1064a Rv. ongebruikt is verstreken. Daarom geldt in dit geval het toetsingskader van artikel 1063 lid 1 Rv, en niet van artikel 1063 lid 2 Rv.
2.6.
Artikel 1063 lid 1 Rv bepaalt: “De voorzieningenrechter van de rechtbank kan de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis slechts weigeren, indien hem na een summierlijk onderzoek is gebleken dat het aannemelijk is dat het vonnis zal worden vernietigd op een van de gronden genoemd in artikel 1065, eerste lid, of herroepen op een van de gronden genoemd in artikel 1068, eerste lid, dan wel indien in strijd met artikel 1056 een dwangsom is opgelegd. In dit laatste geval betreft de weigering alleen de tenuitvoerlegging van de dwangsom.”
2.7.
Niet aannemelijk is dat zich een grond voordoet die noopt tot afwijzing van het verzochte verlof. Daarom zal het verlof worden verleend.
2.8.
[persoon] zal worden veroordeeld in de proceskosten van verzoekster. Deze kosten worden begroot op € 124,- aan griffierecht en € 543,- aan salaris advocaat
(1 punt voor het verzoekschrift, conform de Liquidatietarieven, voor een zaak van onbepaalde waarde, zijnde verlof tot tenuitvoerlegging).

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verlof tot tenuitvoerlegging van het aangehechte arbitrale vonnis,
3.2.
veroordeelt [persoon] in de kosten van deze procedure, tot heden aan de zijde van verzoekster begroot op 124,- aan griffierecht en € 543,- aan salaris advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2018. [1]

Voetnoten

1.2517/676