In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoeker] en de besloten vennootschappen Europost B.V. en Vippost B.V. [verzoeker] vorderde onder andere de vernietiging van de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst en doorbetaling van zijn salaris. Hij stelde dat hij na 1 september 2017, de datum waarop zijn arbeidsovereenkomst bij Europost zou eindigen, doorwerkte en dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan. Europost en Vippost betwistten dit en stelden dat er geen arbeidsovereenkomst meer bestond. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat [verzoeker] zijn werkzaamheden voor Europost had voortgezet en dat er dus een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestond. De rechter stelde beide partijen in de gelegenheid om tegenbewijs te leveren. Tevens werd [verzoeker] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat hij zich op 16 oktober 2017 ziek had gemeld. De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] een spoedeisend belang had bij zijn loonvordering en dat het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen kon worden. De rechter bepaalde dat Europost het netto equivalent van het salaris over de periode van 1 september 2017 tot en met 16 oktober 2017 moest betalen, minus het reeds betaalde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het incident werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.