Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [naam 2] , werkzaam bij Avres (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot dwangakkoord van een schuldenaar, die tevens een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling had ingediend. De verzoeker, die een aanzienlijke schuldenlast had van € 252.688,63, had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 25,83% aan de preferente schuldeiser en 12,91% aan de concurrente schuldeisers wilde betalen. Echter, Aannemersbedrijf [bedrijf] V.O.F., een van de schuldeisers, weigerde in te stemmen met deze regeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker een geschiedenis van onbetaalde schulden heeft en dat hij recentelijk een aannemingsovereenkomst met Aannemersbedrijf had gesloten, die niet werd nagekomen. Aannemersbedrijf stelde dat het niet in staat was om een aanzienlijk bedrag af te schrijven en dat het belang van de schuldeiser bij volledige betaling zwaarder woog dan de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers.
De rechtbank oordeelde dat de verzoeker onvoldoende had aangetoond dat het aangeboden voorstel het uiterste was waartoe hij in staat was. Bovendien werd rekening gehouden met de alimentatieverplichtingen van de verzoeker, die maandelijks € 1.592,66 aan kinderalimentatie diende te betalen. De rechtbank concludeerde dat de belangen van Aannemersbedrijf zwaarder wegen dan die van de verzoeker, en wees het verzoek om Aannemersbedrijf te bevelen in te stemmen met de schuldregeling af. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.