ECLI:NL:RBROT:2018:788
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2018 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldsaneringsregeling was eerder op 7 april 2016 uitgesproken, waarbij N. Pavljasevic als bewindvoerder was aangesteld. De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenaar zijn informatie- en sollicitatieverplichtingen niet naar behoren was nagekomen. Tijdens de zitting op 11 januari 2018 is de schuldenaar gehoord, die erkende dat hij niet voldeed aan zijn verplichtingen en dat hij niet actief op zoek was gegaan naar hulp.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar een nieuwe schuld had laten ontstaan en dat er een boedelachterstand was. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, ondanks dat hij aangaf hulp nodig te hebben. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar onvoldoende initiatief had genomen om zijn situatie te verbeteren en dat eerdere plannen van aanpak niet tot de gewenste resultaten hadden geleid.
Op basis van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet heeft de rechtbank besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 2.430,07, en zijn de kosten van de keuring ten laste van de boedel gekomen, voor zover deze toereikend was. De uitspraak is openbaar gedaan, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.