ECLI:NL:RBROT:2018:7859

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
5894367 CV EXPL 17-12900
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van een persoonsgebonden budget en formele rechtskracht van een besluit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. en een gedaagde, die in deze procedure wordt aangeduid als '[gedaagde]'. Zilveren Kruis vorderde terugbetaling van een persoonsgebonden budget (PGB) dat aan de gedaagde was toegekend, maar waarvan werd gesteld dat het niet of onvoldoende was verantwoord. De gedaagde had een PGB ontvangen voor de periode van 25 februari 2014 tot en met 31 december 2014, maar volgens Zilveren Kruis had hij een bedrag van € 3.275,03 niet verantwoord en moest dit bedrag worden terugbetaald.

De procedure begon met een dagvaarding op 28 maart 2017, gevolgd door verschillende conclusies en akten van beide partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschikking van 10 juli 2015, waarin het niet verantwoorde bedrag werd vastgesteld, formele rechtskracht heeft gekregen. Dit betekent dat de gedaagde geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank van 31 januari 2018, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar ongegrond werd verklaard.

De gedaagde heeft aangevoerd dat hij voldoende verantwoording heeft afgelegd en betwist dat de terugvorderingsbeschikking formele rechtskracht heeft. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedaagde geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot herziening van het besluit konden leiden. Daarom werd de vordering van Zilveren Kruis toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het beginsel van formele rechtskracht en de gevolgen daarvan voor de rechtsgang, evenals de eisen van behoorlijke rechtspleging in het kader van terugvorderingen van PGB's.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5894367 CV EXPL 17-12900
uitspraak: 7 september 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Oversluizen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 28 maart 2017, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek, met producties;
de akte verzoek aanhouden procedure van Zilveren Kruis ingediend op de rolzitting van 4 oktober 2017;
de akte uitlaten producties van Zilveren Kruis ingediend op de rolzitting van 21 maart 2018;
de rolbeslissing van 20 april 2018;
de akte uitlating van [gedaagde] ingediend op de rolzitting van 9 juni 2018;
de akte uitlating van Zilveren Kruis ingediend op de rolzitting van 11 juli 2018.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Zilveren Kruis is op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aangewezen als zorgkantoor. Zilveren Kruis regelt als zorgkantoor de toekenning van het persoonsgebonden budget (hierna: PGB).
2.2
Zilveren Kruis heeft bij beschikking aan [gedaagde] een PGB toegekend voor de periode van 25 februari 2014 tot en met 31 december 2014. Dit bedrag is bij wijze van voorschot aan [gedaagde] uitbetaald.
2.3
Bij beschikking van 10 juli 2015 heeft Zilveren Kruis vastgesteld dat [gedaagde] over de bovengenoemde periode een bedrag van € 3.275,03 niet of onvoldoende heeft verantwoord en moet terugbetalen.
2.4
Tegen deze beschikking heeft [gedaagde] bezwaar ingediend. Dit bezwaar is, gelet op de termijnoverschrijding, bij beslissing op bezwaar van 16 mei 2017 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze beslissing heeft [gedaagde] beroep ingesteld. De Rechtbank Rotterdam heeft dit beroep op 31 januari 2018 ongegrond verklaard. Daartegen heeft [gedaagde] geen hoger beroep ingesteld.
2.5
[gedaagde] heeft een verzoek om herziening van de beschikking van 10 juli 2015 ingediend. Dit verzoek is bij beschikking van 10 juli 2017 afgewezen. Daartegen heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 13 december 2017 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft [gedaagde] beroep bij de rechtbank ingesteld. In deze zaak is nog geen uitspraak gedaan.

3.De vordering

3.1
Zilveren Kruis vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Zilveren Kruis van een bedrag van € 4.051,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.275,03 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Het gevorderde bedrag is opgebouwd uit € 3.275,03 aan hoofdsom, € 229,34 aan verschenen rente en € 547,53 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
Zilveren Kruis legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft over de periode van 25 februari 2014 tot en met 31 december 2014 geen of onvoldoende verantwoording afgelegd. Zilveren Kruis heeft daarom bij beschikking van 10 juli 2015 het niet verantwoorde bedrag van € 3.275,03 als onverschuldigd betaald van [gedaagde] teruggevorderd. Dit besluit heeft inmiddels formele rechtskracht gekregen.

4.Het verweer

[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij voldoende verantwoording heeft afgelegd. [gedaagde] betwist daarnaast dat de terugvorderingsbeschikking formele rechtskracht heeft gekregen, zodat de rechtmatigheid van het besluit nog niet is komen vast te staan.

5.De beoordeling

5.1
De beschikking van 10 juli 2015 is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Zilveren Kruis heeft gesteld dat deze beschikking formele rechtskracht heeft gekregen. Het beginsel van de formele rechtskracht houdt in dat moet worden uitgegaan van de geldigheid van een besluit van een bestuursorgaan indien daartegen een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan en deze rechtsgang hetzij niet is gebruikt, hetzij niet tot vernietiging van het besluit heeft geleid. Dit is slechts anders indien de aan het besluit verbonden bezwaren door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat op voormeld beginsel een uitzondering moet worden gemaakt (Hoge Raad 16 mei 1986, ECLI:NL:PHR:1986:AC9347).
5.2
Tegen het genomen besluit zoals verwoord in de beschikking stond een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang open. [gedaagde] heeft van de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak van deze rechtbank van 31 januari 2018 geen gebruik gemaakt. Dat betekent dat het besluit formele rechtskracht heeft gekregen, zodat in deze procedure in beginsel niet kan worden beoordeeld of het besluit rechtmatig is.
5.3
[gedaagde] heeft eveneens een verzoek om herziening van de beschikking van 10 juli 2015 ingediend. Deze procedure is nog niet afgerond. Nu dit echter niet de reguliere rechtsgang van het besluit betreft, staat dit aan de formele rechtskracht daarvan in beginsel niet in de weg. Dat neemt niet weg dat de uitspraak in de herzieningsprocedure tot gevolg kan hebben dat het besluit alsnog wordt vernietigd, zodat in zoverre rekening met de uitkomst van deze procedure moet worden gehouden.
5.4
De eisen van een behoorlijke rechtspleging kunnen meebrengen dat, teneinde mogelijk tegenstrijdige beslissingen te voorkomen, deze uitspraak moet worden aangehouden totdat een onherroepelijke beslissing is verkregen. Daartoe zal grond bestaan ingeval te verwachten valt dat bij die beslissing het besluit zal worden vernietigd (Hoge Raad 7 april 1995, ECLI:NL:HR: 1995:ZC1700).
5.5
In de herzieningsprocedure is al twee keer geoordeeld dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die tot een herziening kunnen leiden. [gedaagde] heeft ook in deze procedure niet duidelijk gemaakt op grond van welke nieuwe feiten of omstandigheden de bestuursrechter zal overgaan tot herziening van het besluit. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om de onderhavige procedure aan te houden.
5.6
Nu [gedaagde] verder geen bijkomende omstandigheden heeft gesteld die zo klemmend zijn dat op het beginsel van formele rechtskracht een uitzondering moet worden gemaakt, zal de gevorderde hoofdsom van € 3.275,03 worden toegewezen.
5.7
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
5.8
Zilveren Kruis maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag van € 547,53 aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
5.9
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 4.051,90, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.275,03 vanaf 28 maart 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 571,01 en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33945