ECLI:NL:RBROT:2018:7859
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van een persoonsgebonden budget en formele rechtskracht van een besluit
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. en een gedaagde, die in deze procedure wordt aangeduid als '[gedaagde]'. Zilveren Kruis vorderde terugbetaling van een persoonsgebonden budget (PGB) dat aan de gedaagde was toegekend, maar waarvan werd gesteld dat het niet of onvoldoende was verantwoord. De gedaagde had een PGB ontvangen voor de periode van 25 februari 2014 tot en met 31 december 2014, maar volgens Zilveren Kruis had hij een bedrag van € 3.275,03 niet verantwoord en moest dit bedrag worden terugbetaald.
De procedure begon met een dagvaarding op 28 maart 2017, gevolgd door verschillende conclusies en akten van beide partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschikking van 10 juli 2015, waarin het niet verantwoorde bedrag werd vastgesteld, formele rechtskracht heeft gekregen. Dit betekent dat de gedaagde geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank van 31 januari 2018, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar ongegrond werd verklaard.
De gedaagde heeft aangevoerd dat hij voldoende verantwoording heeft afgelegd en betwist dat de terugvorderingsbeschikking formele rechtskracht heeft. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedaagde geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot herziening van het besluit konden leiden. Daarom werd de vordering van Zilveren Kruis toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het beginsel van formele rechtskracht en de gevolgen daarvan voor de rechtsgang, evenals de eisen van behoorlijke rechtspleging in het kader van terugvorderingen van PGB's.