In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiseres], en de verhuurder, Parkzoom Vastgoed BV, over de aansprakelijkheid voor schade aan een ruit van de gehuurde woning. De huurovereenkomst bevatte een bepaling waarin de huurder verplicht werd een glasverzekering af te sluiten en de kosten van vervanging van ruiten voor haar rekening kwamen. In de nacht van 2 op 3 januari 2018 raakte een ruit van de woning beschadigd, wat leidde tot een vordering van de huurder om de verhuurder te veroordelen tot herstel van de ruit en betaling van proceskosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schade aan de ruit niet kan worden aangemerkt als een kleine herstelling, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit kleine herstellingen. De rechter oordeelde dat de verhuurder, Parkzoom Vastgoed, verantwoordelijk is voor het herstel van de ruit, omdat de kosten van vervanging niet als kleine herstelling kunnen worden gekwalificeerd. De kantonrechter wees de vordering van de huurder toe en legde een dwangsom op voor het geval de verhuurder in gebreke zou blijven met het herstel.
Daarnaast werd de reconventionele vordering van Parkzoom Vastgoed afgewezen, omdat de verhuurder in conventie was veroordeeld tot herstel van de ruit. De proceskosten werden toegewezen aan de huurder, aangezien de verhuurder als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.