ECLI:NL:RBROT:2018:7851

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
10/041306-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voor het medeplegen van het vervoeren van grote hoeveelheden verdovende middelen en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 februari 2018 samen met twee medeverdachten is aangehouden voor het vervoeren van aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen, waaronder 5.776,5 gram heroïne, 645,6 gram cocaïne en 6,7 gram MDMA. Tijdens observaties door de politie werd vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich verdacht gedroegen bij het overladen van goederen tussen twee voertuigen. Na controle van de voertuigen werden de verdovende middelen aangetroffen in een verborgen ruimte. Daarnaast werd in de woning waar de verdachte verbleef, 30,8 gram heroïne, 64,1 gram cocaïne, 8,3 gram MDMA en een vuurwapen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het medeplegen van het vervoeren van de verdovende middelen en het opzettelijk aanwezig hebben van de drugs en het vuurwapen. De verdachte ontkende kennis te hebben van de drugs en het vuurwapen, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, waarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging werden genomen. De rechtbank benadrukte de maatschappelijke risico's van het bezit van vuurwapens en de ernst van de drugshandel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/041306-18
Datum uitspraak: 6 september 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
opgegeven adres in Frankrijk:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte]
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • primair (bij bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3) veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest, subsidiair (bij bewezenverklaring van uitsluitend feit 1) tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 27 februari 2018 is de verdachte samen met de twee medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aangehouden ter zake van verdenking van overtreding van de Opiumwet. Naar aanleiding van een tip van een FIOD-medewerker waren de verdachte en de medeverdachten op die bewuste dag gedurende enige tijd geobserveerd geweest. Tijdens de observatie ontstond bij de verbalisanten het vermoeden dat zij zich schuldig maakten aan de overdracht van verdovende middelen. De agenten zagen dat de verdachten goederen uit een Volkswagen Golf haalden en plaatsten in een Volkswagen Passat (van medeverdachte [naam medeverdachte 1] ) en dat zij daarbij schichtig om zich heen keken. De observatie heeft ertoe geleid dat de Volkswagen Passat door de politie is gevolgd en gecontroleerd. Tijdens die controle trof de politie een verborgen ruimte aan waarin zich verschillende hoeveelheden verdovende middelen bevonden. In totaal is in de auto 5.776,5 gram heroïne, 645,6 gram cocaïne en 6,7 gram MDMA aangetroffen.
Kort na de aanhouding van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft de politie de woning aan de [adres delict] doorzocht. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] waren op dat moment aanwezig in die woning. In een verborgen ruimte onder het keukenblad zijn hoeveelheden heroïne, cocaïne en MDMA aangetroffen. In totaal is er 30,8 gram heroïne, 64,1 gram cocaïne en 8,3 gram MDMA in beslag genomen. Tevens heeft de politie in de verborgen ruimte een vuurwapen aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting - kort samengevat - verklaard dat hij 10 of 12 dagen vóór zijn aanhouding naar Nederland is gekomen om een vriendin te bezoeken, dat hij een Albanese man leerde kennen in het café en dat die man hem aanbood om te verblijven in de woning aan de [adres delict] en dat hij gedurende 2 of 3 nachten vóór zijn aanhouding in die woning heeft verbleven. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist wat er werd overgeladen in de Volkswagen Passat en dat hij evenmin wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het vuurwapen in de woning aan de [adres delict] .
4.2.
Feit 1
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt om vast te kunnen stellen dat de verdachte wist dat er harddrugs in de Volkswagen Passat werden geladen. Naar het oordeel van de raadsvrouw is het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de observatie onvoldoende duidelijk over hetgeen zich heeft afgespeeld in de parkeergarage, zodat dit proces-verbaal niet redengevend kan zijn voor het bewijs. De raadsvrouw hecht bovendien geloof aan de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten die volgens haar worden ondersteund, althans niet worden weersproken, door andere bewijsmiddelen.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wist wat er in de Volkswagen Passat werd overgeladen. De observerende verbalisanten hebben uitvoerig en gedetailleerd gerelateerd over hetgeen zich heeft afgespeeld in de parkeergarage. Uit hun relaas volgt dat alle drie de verdachten ten tijde van het overdragen van de goederen van de Volkswagen Golf in de Volkswagen Passat schichtig om zich heen keken. Tevens hebben de verbalisanten waargenomen dat de verdachte meerdere goederen uit de Volkswagen Golf pakte, deze goederen doorgaf aan de medeverdachten en dat de medeverdachten door hun knieën moesten toen zij de goederen in het voertuig legden. Dat past bij de plek waar de drugs waren verstopt (een verborgen ruimte onder het middenconsole).De rechtbank ziet in het door de verdediging gestelde geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisanten. Uit het gedrag en de handelingen van de verdachte en de medeverdachten, en bij gebreke aan een aannemelijke alternatieve verklaring, kan worden afgeleid dat zij wisten dat zij bezig waren met illegale activiteiten, zodat het opzet op het vervoeren van de verdovende middelen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Feiten 2 en 3
De raadsvrouw van de verdachte heeft eveneens vrijspraak bepleit voor de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de enkele omstandigheid dat de verdachte enige tijd in de woning aan de [adres delict] heeft verbleven onvoldoende is om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de in die woning aangetroffen verdovende middelen en het vuurwapen.
De rechtbank overweegt dat het op zichzelf juist is dat de enkele omstandigheid dat iemand (tijdelijk) in een woning verblijft niet zonder meer de gevolgtrekking kan dragen dat hij wetenschap heeft van en beschikkingsmacht heeft over illegale goederen die zich bevinden in een verborgen ruimte. De rechtbank oordeelt evenwel dat er in de onderhavige zaak voldoende aanknopingspunten zijn om een andersluidend oordeel te rechtvaardigen.
Uit de door de verdachte op de terechtzitting afgelegde verklaring volgt dat hij kennelijk zeggenschap had over wie in de woning aan de [adres delict] mocht verblijven. Hij heeft immers beslist dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] één nacht in die woning kon slapen en dat ook de medeverdachte [naam medeverdachte 2] samen met zijn vriendin in de woning mochten verblijven. Voorts acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij in de woning mocht verblijven van een Albanese man, van wie hij geen nadere gegevens heeft verstrekt en die hij volgens eigen zeggen pas een paar dagen kende, niet geloofwaardig. Ten slotte was de verdachte op de dag waarop de verdovende middelen en het vuurwapen in de woning werden aangetroffen tevens betrokken - zoals onder 1 bewezenverklaard - bij de overdracht en het vervoer van verdovende middelen. Al deze omstandigheden tezamen en in onderlinge samenhang bezien maken dat naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht over de in woning aangetroffen verdovende middelen en het vuurwapen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 27 februari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd,
ongeveer 5.776,5 gram van een materiaal bevattende heroïne, en
ongeveer 645,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne, en
ongeveer 6,7 gram, van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde heroïne en cocaïne en MDMA,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 27 februari 2018 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 30,8 gram, van een materiaal
bevattende heroïne en ongeveer 64,1 gram, van een materiaal
bevattende cocaïne, en ongeveer 8,3 gram, van een materiaal bevattende
MDMA, zijnde heroïne en cocaïne en MDMA,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 27 februari 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van
artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Ceska
Zbrovka (Cz), type 75, kaliber 9x19mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 27 februari 2018 samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van verschillende soorten en hoeveelheden verdovende middelen, te weten 5.776,5 gram heroïne, 645,6 gram cocaïne en 6,7 gram MDMA. De drugs zijn in een parkeergarage in Rotterdam in het voertuig van de medeverdachte geladen. Volgens de medeverdachte was het de bedoeling om de drugs naar Maastricht te brengen. Daarnaast zijn in de woning waar de verdachte verbleef 30,8 gram heroïne, 64,1 gram cocaïne en 8,3 gram MDMA en een vuurwapen aangetroffen.
De aangetroffen hoeveelheid drugs vertegenwoordigt een aanzienlijke waarde en was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding en handel in verdovende middelen gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door de gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Kennelijk heeft de verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens dient streng te worden opgetreden. Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit daarvan maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik, met alle mogelijke gevolgen van dien. Het voorhanden hebben van wapens is daarom bijzonder gevaarzettend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juli 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Schorsing van de voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is bij eerdere beslissing geschorst. Gelet op de veroordeling tot een langdurige gevangenisstraf is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijke belangen van de verdachte niet langer behoren te prevaleren boven de belangen van strafvordering. De schorsing van de voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Witteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 5.776,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, en/of
ongeveer 645,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, en/of
ongeveer 6,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 30,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of
ongeveer 64,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, en/of
ongeveer 8,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging
met een ander of anderen een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van
artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Ceska
Zbrovka (Cz), type 75, kaliber 9x19mm voorhanden heeft gehad.