ECLI:NL:RBROT:2018:7850

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
10/041304-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voor het medeplegen van het vervoeren van grote hoeveelheden verdovende middelen met vrijspraak voor het opzettelijk aanwezig hebben van drugs en een vuurwapen

Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 27 februari 2018 samen met twee medeverdachten werd aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het vervoeren van 5776,5 gram heroïne, 645,6 gram cocaïne en 6,7 gram MDMA. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 32 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 30,8 gram heroïne, 64,1 gram cocaïne, 8,3 gram MDMA en een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende wetenschap had van de aanwezigheid van deze middelen in de woning waar hij verbleef. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het vervoeren van de drugs, wat wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 22 maanden en verklaarde de in beslag genomen Volkswagen Golf verbeurd, aangezien deze was gebruikt bij het delict. De verdachte werd vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/041304-18
Datum uitspraak: 6 september 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
opgegeven adres in Frankrijk:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • primair (bij bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3) veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest, subsidiair (bij bewezenverklaring van uitsluitend feit 1) tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurd te verklaren de inbeslaggenomen Volkswagen Golf.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 27 februari 2018 is de verdachte samen met de twee medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aangehouden ter zake van verdenking van overtreding van de Opiumwet. Naar aanleiding van een tip van een FIOD-medewerker waren de verdachte en de medeverdachten op die bewuste dag gedurende enige tijd geobserveerd geweest. Tijdens de observatie ontstond bij de verbalisanten het vermoeden dat zij zich schuldig maakten aan de overdracht van verdovende middelen. De agenten zagen dat de verdachten goederen uit de Volkswagen Golf van de verdachte haalden en plaatsten in de Volkswagen Passat van medeverdachte [naam medeverdachte 1] en dat zij daarbij schichtig om zich heen keken. De observatie heeft ertoe geleid dat de Volkswagen Passat, door de politie is gevolgd en gecontroleerd. Tijdens die controle trof de politie een verborgen ruimte aan waarin zich verschillende hoeveelheden verdovende middelen bevonden. In totaal is in de auto 5.776,5 gram heroïne, 645,6 gram cocaïne en 6,7 gram MDMA aangetroffen.
Kort na de aanhouding van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft de politie de woning aan de [adres delict] doorzocht. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] waren op dat moment aanwezig in die woning. In een verborgen ruimte onder het keukenblad zijn hoeveelheden heroïne, cocaïne en MDMA aangetroffen. In totaal is er 30,8 gram heroïne, 64,1 gram cocaïne en 8,3 gram MDMA in beslag genomen. Tevens heeft de politie in de verborgen ruimte een vuurwapen aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting - kort samengevat - verklaard dat hij twee dagen vóór zijn aanhouding naar Nederland is gekomen voor toeristische doeleinden, dat hij van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] mocht verblijven in de woning aan de [adres delict] , dat hij niet wist wat er werd overgeladen in de Volkswagen Passat en dat hij evenmin wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het vuurwapen in de woning aan de [adres delict] .
4.2.
Bewijswaardering feit 1
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt om vast te kunnen stellen dat de verdachte wist dat er harddrugs in de Volkswagen Passat werden geladen. Naar het oordeel van de raadsman is het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de observatie onvoldoende duidelijk over hetgeen zich heeft afgespeeld in de parkeergarage, zodat dit proces-verbaal niet redengevend kan zijn voor het bewijs. De raadsman hecht bovendien geloof aan de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten die volgens hem worden ondersteund, althans niet worden weersproken, door andere bewijsmiddelen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat – voor zover de verdachte al wist van de harddrugs – hij de goederen slechts voor een zeer korte periode in zijn handen heeft gehad, zodat hij zich daaraan niet meer kon onttrekken.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wist wat er in de Volkswagen Passat werd overgeladen. De observerende verbalisanten hebben uitvoerig en gedetailleerd gerelateerd over hetgeen zich heeft afgespeeld in de parkeergarage. Uit hun relaas volgt dat alle drie de verdachten ten tijde van het overdragen van de goederen van de Volkswagen Golf in de Volkswagen Passat schichtig om zich heen keken. Tevens hebben de verbalisanten waargenomen dat meerdere goederen werden doorgegeven en dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] door hun knieën moesten toen zij de goederen in het voertuig legden. Dat past bij de plek waar de drugs waren verstopt (een verborgen ruimte onder het middenconsole). De rechtbank ziet in het door de verdediging gestelde geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisanten. Uit het gedrag en de handelingen van de verdachte en de medeverdachten, en bij gebreke aan een aannemelijke alternatieve verklaring, kan worden afgeleid dat zij wisten dat zij bezig waren met illegale activiteiten, zodat het opzet op het vervoeren van de verdovende middelen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3.
Vrijspraak feiten 2 en 3
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht over de aangetroffen hoeveelheden drugs en het vuurwapen in de woning aan de [adres delict] . Daartoe is volgens de officier van justitie redengevend dat de verdachte de nachten vóór de inval in die woning heeft verbleven en dat de verdachte op de dag van de inval betrokken is geweest bij de overdracht en het vervoeren van hoeveelheden heroïne, cocaïne en MDMA.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheden dat de verdachte in de nachten vóór de inval heeft verbleven in de betreffende woning en dat de verdachte zich op de dag van zijn aanhouding heeft bezig gehouden met de overdracht en het (medeplegen van het) vervoeren van verdovende middelen niet zonder meer de gevolgtrekking kunnen dragen dat hij (ook) wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het vuurwapen in de woning. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen waaruit blijkt dat de verdachte daarvan op de hoogte was. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de verdovende middelen niet zijn aangetroffen op een eenvoudig toegankelijke plaats, maar in een verborgen ruimte. Gelet op het vorenstaande zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 februari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd,
ongeveer 5.776,5 gram, van een materiaal bevattende heroïne, en
ongeveer 645,6 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, en
ongeveer 6,7 gram, van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde heroïne en cocaïne en MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 27 februari 2018 samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van verschillende soorten en hoeveelheden verdovende middelen, te weten 5.776,5 gram heroïne, 645,6 gram cocaïne en 6,7 gram MDMA. De drugs zijn in een parkeergarage in Rotterdam in het voertuig van de medeverdachte geladen. Volgens de medeverdachte was het de bedoeling om de drugs naar Maastricht te brengen.
De vervoerde hoeveelheid drugs vertegenwoordigt een aanzienlijke waarde en was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding en handel in verdovende middelen gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door de gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Kennelijk heeft de verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juli 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De raadsman van de verdachte heeft verzocht de hoogte van de gevangenisstraf gelijk te laten zijn aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet hiervoor, gelet op de hoeveelheid aangetroffen drugs, geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Volkswagen Golf (met kenteken: [kentekennummer] ) verbeurd te verklaren, nu het bewezen feit met behulp van dit voorwerp is begaan.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft - in het verlengde van zijn pleidooi tot integrale vrijspraak - geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het beslag.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen Volkswagen Golf (met kenteken [kentekennummer] ) zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Schorsing voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is bij eerdere beslissing geschorst tot aan de einduitspraak. De verdediging heeft verzocht de schorsing na de einduitspraak te laten voortduren. Gelet op de veroordeling tot een langdurige gevangenisstraf is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijke belangen van de verdachte niet langer behoren te prevaleren boven de belangen van strafvordering. De schorsing van de voorlopige hechtenis zal daarom niet worden verlengd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33a, 33b en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1: Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer] ;
wijst af het verzoek tot verlenging van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn voorzitter,
en mrs. J. Bergen en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Witteman griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 5.776,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, en/of
ongeveer 645,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, en/of
ongeveer 6,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 30,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of
ongeveer 64,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, en/of
ongeveer 8,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 27 februari 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging
met een ander of anderen een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van
artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Ceska
Zbrovka (Cz), type 75, kaliber 9x19mm voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.