ECLI:NL:RBROT:2018:7791

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
6204559 / 17-26809
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering achterstallig loon en cao-bepalingen in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 september 2018 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen [eiser] en Nancy Schoonmaakbedrijf B.V. [eiser] vorderde achterstallig loon, vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering, gebaseerd op cao-bepalingen. De procedure begon met een dagvaarding op 18 juli 2017, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een comparitie van partijen op 9 januari 2018. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] sinds 2 juli 2012 in dienst is bij Nancy Schoonmaakbedrijf en werkzaamheden verrichtte als schoonmaker. De cao Schoonmaak was van toepassing op de arbeidsrelatie. De vordering van [eiser] omvatte onder andere een verzoek tot betaling van achterstallig salaris van € 29.348,76 en een eindejaarsuitkering van € 1.936,97. Nancy Schoonmaakbedrijf betwistte de vordering en stelde dat [eiser] correct was ingeschaald als 'Medewerker algemeen schoonmaakonderhoud I'. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] niet kon aantonen dat hij recht had op de hogere inschaling en dat de arbeidsovereenkomst voor 36 uur per week gold. Uiteindelijk werd de vordering van [eiser] afgewezen, met uitzondering van een bedrag van € 9.406,27 dat aan hem werd toegewezen ter zake van achterstallig salaris, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. De proceskosten werden toegewezen aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6204559 / CV EXPL 17-26809
uitspraak: 14 september 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaatsnaam],
eiser,
gemachtigde: mr. J.W. Dijke te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nancy Schoonmaakbedrijf B.V.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua te Rotterdam.
Partijen worden hierna “[eiser]” en “Nancy Schoonmaakbedrijf” genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 18 juli 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis van 25 oktober 2017, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • de akte wijziging van eis, met een productie, aan de zijde van [eiser];
  • de ter voorbereiding op de comparitie ingediende producties aan de zijde van Nancy Schoonmaakbedrijf;
  • het proces-verbaal van de op 9 januari 2018 gehouden comparitie van partijen;
  • de akte uitlaten procedure aan de zijde van [eiser];
  • de conclusie na comparitie, tevens wijziging van eis aan de zijde van [eiser], met producties;
  • de conclusie na comparitie aan de zijde van Nancy Schoonmaakbedrijf, met een productie;
  • de rolbeslissing van 4 mei 2018;
  • de nadere conclusie aan de zijde van Nancy Schoonmaakbedrijf, met een productie;
  • de akte uitlaten berekening aan de zijde van [eiser].
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover in dit vonnis van belang, het volgende vast.
2.1
[eiser] is sinds 2 juli 2012 bij Nancy Schoonmaakbedrijf in dienst en verricht werkzaamheden als schoonmaker bij een vleesverwerkingsbedrijf.
2.2
In de periode 2 juli 2012 tot en met 28 juni 2013 heeft [eiser] voor Nancy Schoonmaakbedrijf gewerkt bij Randstad Vleesgroothandel B.V. Vanaf 29 juni 2013 werkt [eiser] voor Nancy Schoonmaakbedrijf bij Van Harten & Zn. B.V.
2.3
Op de arbeidsrelatie is de cao Schoonmaak (hierna ook: de cao) van toepassing.
2.4
De eerste 12 maanden van het dienstverband vormen de inleerperiode in de zin van artikel 14 lid 7 cao, waarbij het basisuurloon 85 % van het hoogste uurloon in de loongroep bedraagt.
2.5
Bij de uitbetaling van het salaris over de maand september 2016 heeft Nancy Schoonmaakbedrijf een nabetaling gedaan van € 6.732,00 met als omschrijving
“21012/2016 uren, toeslag, uitkering 5 weken vrije dagen”.

3.De vordering

3.1
[eiser] heeft (na meerdere wijzigingen van eis) gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris van € 29.348,76 bruto inclusief te weinig ontvangen toeslagen 8% vakantietoeslag;
II. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de eindejaarsuitkering van in totaal € 1.936,97 bruto over de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016;
III. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het gevorderde sub I. en II.;
IV. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het gevorderde sub I. tot en met sub. III ingaande datum van dagvaarding;
V. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot het verhogen van de aanspraak op vakantie met 46,43 uur;
VI. Het bruto maandsalaris van [eiser] met ingang van 1 juli 2016 vast te stellen op € 2.066,09 exclusief vakantietoeslag en toeslagen;
VII. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot het toepassen van de algemeen verbindend verklaarde cao vanaf 1 juli 2016;
VIII. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot de kosten in deze procedure.
Subsidiair
I. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris van € 23.832,91 bruto inclusief te weinig ontvangen toeslagen 8% vakantietoeslag;
II. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de eindejaarsuitkering van totaal van € 1.840,19 bruto over de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016;
III. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het gevorderde sub I. en II.;
IV. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het gevorderde sub I. tot en met sub. III ingaande datum van dagvaarding;
V. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot het verhogen van de aanspraak op vakantie met 46,43 uur;
VI. Het bruto maandsalaris van [eiser] met ingang van 1 juli 2016 vast te stellen op € 2.066,09 exclusief vakantietoeslag en toeslagen;
VII. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot het toepassen van de algemeen verbindend verklaarde cao vanaf 1 juli 2016;
VIII. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot de kosten in deze procedure.
Meer subsidiair
I. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris van € 18.399,60 bruto inclusief te weinig ontvangen toeslagen 8% vakantietoeslag;
II. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de eindejaarsuitkering van in totaal € 1.752,12 bruto over de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016;
III. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het gevorderde sub I. en II.;
IV. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het gevorderde sub I. tot en met sub. III ingaande datum van dagvaarding;
V. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot het verhogen van de aanspraak op vakantie met 46,43 uur;
VI. Het bruto maandsalaris van [eiser] met ingang van 1 juli 2016 vast te stellen op € 2.066,09 exclusief vakantietoeslag en toeslagen;
VII. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot het toepassen van de algemeen verbindend verklaarde cao vanaf 1 juli 2016;
VIII. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot de kosten in deze procedure.
Meer meer subsidiair
I. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris van € 15.951,85 bruto inclusief te weinig ontvangen toeslagen 8% vakantietoeslag;
II. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de eindejaarsuitkering van in totaal € 1.743,30 bruto over de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016;
III. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het gevorderde sub I. en II.;
IV. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het gevorderde sub I. tot en met sub. III ingaande datum van dagvaarding;
V. Het bruto maandsalaris van [eiser] met ingang van 1 juli 2016 vast te stellen op € 2.066,09 exclusief vakantietoeslag en toeslagen;
VI. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot het toepassen van de algemeen verbindend verklaarde cao vanaf 1 juli 2016;
VII. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot de kosten in deze procedure.
Meest subsidiair
I. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris van € 10.972,56 bruto inclusief te weinig ontvangen toeslagen 8% vakantietoeslag;
II. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de eindejaarsuitkering van in totaal € 1.660,44 bruto over de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016;
III. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het gevorderde sub I. en II.;
IV. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het gevorderde sub I. tot en met sub. III ingaande datum van dagvaarding;
V. Het bruto maandsalaris van [eiser] met ingang van 1 juli 2016 vast te stellen op € 2.066,09 exclusief vakantietoeslag en toeslagen;
VI. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot het toepassen van de algemeen verbindend verklaarde cao vanaf 1 juli 2016;
VII. Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot de kosten in deze procedure.
3.2
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vordering - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
3.2.1
[eiser] meent dat zijn functie niet goed is ingeschaald en dat hij moet worden aangemerkt als ‘Werknemer reiniging industrieel’ waarvan het salaris gelijk is aan loongroep I plus een toeslag van 5 %. [eiser] heeft daarbij gesteld dat de aard van de werkzaamheden leidend is bij de indeling in de loongroep en het al dan niet hebben van een certificaat daarin geen rol speelt.
3.2.2
Daarnaast stelt [eiser] zich op het standpunt dat de omvang van zijn arbeidsovereenkomst 40 uur per week is. [eiser] werkt van maandag tot en met vrijdag van 15:00 tot 23:00 uur.
Bovendien heeft [eiser] conform artikel 18 van de cao voor zijn gewerkte uren tussen 21:30 uur en 23:00 uur recht op een toeslag van 30 % van maandag tot en met donderdag en 50 % op vrijdag, terwijl Nancy Schoonmaakbedrijf deze toeslag nooit aan hem heeft betaald.
Door de te weinig ontvangen uren heeft [eiser] ook recht op meer vakantie-uren.
Voorts heeft [eiser] conform artikel 15 van de cao recht op een eindejaarsuitkering, die Nancy Schoonmaakbedrijf over de jaren 2012 tot en met 2016 niet heeft betaald.

4.Het verweer

4.1
Nancy Schoonmaakbedrijf heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
4.1.1
[eiser] wordt aangemerkt als ‘Medewerker algemeen schoonmaakonderhoud I’. Hij is gelet op zijn werkzaamheden juist ingeschaald. [eiser] komt niet in aanmerking voor de functietoeslag van 5 % omdat hij niet beschikt over het certificaat dat vereist is om industriële werkzaamheden te verrichten. Bovendien geldt dat, zelfs indien de werkzaamheden van [eiser] dienen te worden beschouwd als industriële schoonmaakwerkzaamheden, [eiser] als ‘Medewerker schoonmaakonderhoud industrieel I’ dient te worden beschouwd, aangezien hij droge schoonmaakwerkzaamheden in productielocaties verricht conform een vastgesteld programma, duidelijke instructies en onder direct raadpleegbaar toezicht.
4.1.2
In tegenstelling tot wat [eiser] beweert, is er van te weinig betaalde uren geen sprake. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Nancy Schoonmaakbedrijf naar de schriftelijke arbeidsovereenkomsten, ingaande respectievelijk 2 juli 2012, 2 januari 2013 en 2 januari 2014, waaruit blijkt dat er steeds sprake is geweest van een 36-urige werkweek.
Voor zover geoordeeld wordt dat sprake is van achterstallig loon, stelt Nancy Schoonmaakbedrijf dat de omstandigheid dat [eiser] bijna vijf jaar heeft gewacht met het instellen van zijn vordering aanleiding geeft tot matiging van de wettelijke verhoging.

5.De beoordeling

5.1
Aan de orde is of [eiser] recht heeft op (na)betaling van loon over de periode vanaf 2 juli 2012, bestaande uit achterstallig salaris, te weinig ontvangen toeslag voor werk op onregelmatige uren, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Gelet op het daarop gerichte verweer van Nancy Schoonmaakbedrijf dient eerst de vraag beantwoord te worden welke salarisgroep van toepassing is. Daarna komen de andere onderwerpen, waarover beslissingen genomen moeten worden, ter sprake.
Inschaling functie
5.2
Uitgangspunt is dat de waardering van de functie van de werknemer voortvloeit uit een verplichting van de werkgever op grond van de cao. Conform artikel 13 van de cao dient de indeling plaats te vinden met inachtneming van de referentiefuncties als genoemd in bijlage II. De kantonrechter constateert dat de referentiefuncties bij de cao 2014-2016 zijn geactualiseerd (artikel 13 lid 2).
5.3
[eiser] heeft zijn vordering tot betaling van achterstallig loon gebaseerd op de inschaling in loongroep I plus 5 %, daartoe heeft hij zich op het standpunt gesteld dat hij moet worden beschouwd als ‘Werknemer reiniging industrieel’. [eiser] is daarbij kennelijk uitgegaan van de gedateerde referentiefuncties uit bijlage II van de cao 2012-2015, waarbij bedoelde functie valt onder ‘gespecialiseerd schoonmaakonderhoud’. De kantonrechter constateert dat de door [eiser] gebezigde functienaam in de geactualiseerde referentiefuncties niet voorkomt. Daarin zijn wel de volgende functies met de toevoeging ‘industrieel’ (in het ‘Specialisten-deel’) te onderscheiden:
  • ‘Medewerker schoonmaakonderhoud industrieel I’;
  • ‘Medewerker schoonmaakonderhoud industrieel II’;
  • ‘Medewerker schoonmaakonderhoud industrieel III’.
Uit het als productie 5 door Nancy Schoonmaakbedrijf overgelegde NOK-schema van de RAS blijkt dat voor bedoelde functies een door de branche erkend certificaat vereist is. Niet in geschil is dat [eiser] niet over een dergelijk certificaat beschikt. Ook overigens heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld om tot de conclusie te komen dat hij, zoals door Nancy Schoonmaakbedrijf is betwist, de gespecialiseerde c.q. zwaardere werkzaamheden heeft verricht. Het slechts in algemene bewoordingen stellen dat hij schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht in de productiehal is daarvoor, tegenover de door Nancy Schoonmaakbedrijf gegeven omschrijving van zijn feitelijke verrichte werkzaamheden in de productielocaties, die volgens een vast programma, duidelijke instructies en onder direct raadpleegbaar toezicht plaatsvinden, niet toereikend.
5.4
Dit leidt ertoe dat de door [eiser] ingenomen stelling dat hij overeenkomstig loongroep I plus 5 % beloond had moeten worden, wordt verworpen en wordt er voor de verdere beoordeling uitgegaan van een salaris conform loongroep I (zonder de toeslag van 5 %).
Arbeidsomvang
5.5
Het volgende twistpunt tussen partijen is de omvang van de arbeidsovereenkomst.
5.6
[eiser] stelt primair dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor 40 uur per week, terwijl Nancy Schoonmaakbedrijf meent dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor 36 uur per week. Hoewel onderwerp van het partijdebat is geweest of de arbeidsovereenkomst die door Nancy Schoonmaakbedrijf is overgelegd en is aangegaan voor 24 maanden ingaande 2 januari 2014, door [eiser] is gesloten, kan dat in het kader van deze procedure buiten beschouwing blijven. Immers, in de twee ondertekende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, ingaande op 2 juli 2012 en 2 januari 2013, die door [eiser] zelf zijn overgelegd is ten aanzien van artikel 5 lid 1 sub a dezelfde tekst opgenomen als in de arbeidsovereenkomst die door Nancy Schoonmaakbedrijf is overgelegd:
“1. (…) Bij aanvang van de dienstbetrekking gelden ten aanzien van:
A.
De werkduur: deze bedraagt 36 uur per week, 156 uren per maand.”
5.7
[eiser]’s stelling vindt gelet op het voorgaande geen steun in de door hem overgelegde arbeidsovereenkomsten. De enkele omstandigheid dat [eiser] samenwerkt met zijn collega [C.] zodat het merkwaardig zou zijn als [eiser] minder zou werken dan [C.], kan zijn vordering ook niet dragen. Immers, de arbeidsomvang van [C.] staat nog niet vast, nu die procedure nog loopt. Daarnaast is het niet ondenkbaar dat twee werknemers met dezelfde functie meer of minder uren per week werken. [eiser] heeft nog aangevoerd dat hij blijkens de loonstroken vanaf september 2016 159 uur per maand wordt betaald en dat hij in 2017 162,5 uur per maand wordt betaald. Nancy Schoonmaakbedrijf heeft aangevoerd dat het aantal uren van 159 uur per maand op een vergissing berust en dat aan de 162,5 uur per maand incidenteel overwerk ten grondslag ligt. De kantonrechter constateert dat er volgens de loonstroken die in de procedure zijn overgelegd, voor het overige wordt uitgaan van 156 uur per maand, zodat ook de loonstroken geen aanknopingspunt bieden voor de stelling van [eiser] dat sprake is van een arbeidsomvang van 40 uur per week. Nu [eiser] geen ter zake dienend bewijsaanbod heeft gedaan en de kantonrechter ook geen reden ziet tot ambtshalve bewijslevering, kan niet worden toegekomen aan het leveren van bewijs van de stelling van [eiser]. Dat betekent dat er voor de verdere beoordeling wordt uitgegaan van een arbeidsovereenkomst voor 36 uur per week.
Primaire, subsidiaire, meer subsidiaire en meer meer subsidiaire vordering
5.8
Aangezien de primaire vordering van [eiser] is gebaseerd op een arbeidsomvang van 40 uur per week, en uit hetgeen hiervoor onder 5.7 is overwogen niet kan worden uitgegaan van een dergelijke arbeidsomvang, wordt deze vordering afgewezen. Om diezelfde reden worden ook de subsidiaire en meer subsidiaire vordering van [eiser] afgewezen, nu die zijn gebaseerd op een arbeidsomvang van 38 uur per week.
5.9
Omdat de meer meer subsidiaire vordering van [eiser] uitgaat van een beloning overeenkomstig loongroep I plus 5 % wordt deze, gelet op hetgeen hiervoor onder 5.4 overwogen, eveneens afgewezen.
Meest subsidiaire vordering
5.1
Ter beoordeling ligt voor de meest subsidiaire vordering. Ten aanzien van de verschillende delen van de vordering wordt als volgt overwogen.
Achterstallig salaris
5.11
Ter zake van achterstallig salaris inclusief vakantietoeslag vordert [eiser] € 16.482,39 bruto, berekend over 36 uur per week. Bij conclusie na comparitie van partijen heeft [eiser] inzicht gegeven in de wijze waarop dit bedrag is berekend. Nancy Schoonmaakbedrijf heeft betwist dat zij een toeslag bijzondere uren is verschuldigd over de periode dat [eiser] bij Randstad Vleesgroothandel B.V. heeft gewerkt en dat heeft [eiser] vervolgens niet weersproken, zodat er in het kader van deze procedure vanuit wordt gegaan dat van een toeslag van 30 % respectievelijk 50% over het basisuurloon in de periode 2 juli 2012 tot en met 28 juni 2013 geen sprake is.
5.12
Hoewel Nancy Schoonmaakbedrijf in verwijzing naar de door haar overgelegde beoordelingsgesprekken en andere correspondentie over de periode december 2013 tot en met december 2015 heeft aangevoerd dat [eiser] op eigen initiatief langer bleef werken dan 21:45 uur, heeft [eiser] op zijn beurt gesteld bedoelde brieven nimmer te hebben ontvangen. Nancy Schoonmaakbedrijf heeft niet aangeboden haar stelling dat geen sprake is van bijzondere uren voor de periode vanaf 28 juni 2013 nader te onderbouwen en de kantonrechter ziet geen aanleiding tot ambtshalve bewijslevering. Het voorgaande betekent dat [eiser] vanaf 28 juni 2013 aanspraak heeft op toeslag bijzondere uren.
5.13
Vervolgens staat tussen partijen ter discussie om hoeveel uur per dag/per week aan toeslag bijzondere uren het gaat. Nancy Schoonmaakbedrijf heeft aanvankelijk aangevoerd dat maximaal één uur per dag toeslag bijzondere uren kan gelden. Bij conclusie na comparitie heeft zij aangevoerd dat [eiser] 7,2 uur per dag werkt, waarin de doorbetaalde pauze van een half uur is verdisconteerd, zodat maximaal 42 minuten per dag sprake is van toeslag bijzondere uren. Bij diezelfde gelegenheid heeft Nancy Schoonmaakbedrijf een herberekening gevoegd waarbij zij de toeslag bijzondere uren naar boven heeft afgerond, immers 42 minuten per dag is 3,5 uur per week terwijl Nancy Schoonmaakbedrijf uitgaat van 3,75 uur per week.
[eiser] heeft voor de hoogte van de toeslag verwezen naar de door haar bij conclusie na comparitie van partijen overgelegde producties 7 en 10. Een toelichting op de berekening van de toeslag bijzondere uren ontbreekt. Het rekenvoorbeeld dat [eiser] onder randnummer 10 van de dagvaarding heeft gegeven, levert ook geen inzage in de berekening op, nu [eiser] daarbij is uitgegaan van een arbeidsomvang van 40 uur per week. Ook overigens heeft [eiser] niet toegelicht waarom hij bij de berekening van zijn vordering slechts een bedrag ter zake nabetaald salaris van € 4.832,70 in mindering heeft gebracht, terwijl tussen partijen vaststaat dat Nancy Schoonmaakbedrijf in september 2016 een bedrag van € 6.732,00 heeft nabetaald. Voornoemd bedrag heeft [eiser] overigens wel bij dagvaarding en de akte wijziging van eis gehanteerd, maar niet meer bij de conclusie na comparitie tevens wijziging van eis.
5.14
Aangezien [eiser] niet heeft betwist dat de pauze is verdisconteerd in de uren, wordt daar in het vervolg vanuit gegaan. Daarom, en omdat de door [eiser] genoemde bedragen ter zake van de toeslag bijzondere uren onnavolgbaar zijn, wordt uitgegaan van de berekening die door Nancy Schoonmaakbedrijf bij productie 6 bij conclusie na comparitie is overgelegd:
Achterstallig salaris
€ 10.860,56
Nabetaling (zie r.o. 2.5)
- € 6.732,00
Subtotaal achterstallig salaris
€ 4.128,56
Toeslag bijzondere uren
€ 2.544,84
Totaal achterstallig salaris
€ 6.673,40
Daarbij geldt dat [eiser] er terecht op heeft gewezen dat Nancy Schoonmaakbedrijf geen vakantietoeslag heeft berekend over het achterstallig salaris en de achterstallige toeslag bijzondere uren, zodat de door Nancy Schoonmaakbedrijf berekende bedrag wordt verhoogd met 8 % vakantietoeslag zodat aan achterstallig salaris een bedrag van € 7.745,83 toewijsbaar is (((€ 10.860,56 + € 2.544,84)*1,08)-€ 6.732,00).
Eindejaarsuitkering
5.15
[eiser] heeft de eindejaarsuitkering over de jaren 2012-2016 gevorderd. Nancy Schoonmaakbedrijf heeft de verschuldigdheid van de eindejaarsuitkering als zodanig niet weersproken, maar aangevoerd dat deze voor zover zij weet is nabetaald. [eiser] heeft op zijn beurt betwist de eindejaarsuitkeringen te hebben ontvangen. Het had op de weg van Nancy Schoonmaakbedrijf gelegen om haar stelling (nader) te motiveren en onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten en in de overgelegde salarisstroken ook geen aanknopingspunten zijn te vinden voor die nabetaling, wordt er in het kader van deze procedure vanuit gegaan dat de eindejaarsuitkeringen nog niet zijn voldaan. Omdat Nancy Schoonmaakbedrijf dit gedeelte van de vordering niet cijfermatig heeft betwist, is het gevorderde bedrag van € 1.660,44 toewijsbaar.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
5.16
Op grond van artikel 7:625 BW is de wettelijke verhoging over het achterstallig salaris, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering toewijsbaar. De wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon op tijd te betalen, zodat de werknemer daarover tijdig kan beschikken. Nancy Schoonmaakbedrijf achtte zich om haar moverende redenen niet gehouden tot betaling van een hoger loon. Nancy Schoonmaakbedrijf heeft aangevoerd dat [eiser] 5 jaar heeft gewacht met het instellen van zijn vordering, hetgeen niet door [eiser] is betwist. De kantonrechter ziet in die omstandigheid aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 10 %. Dat de redenen van Nancy Schoonmaakbedrijf achteraf bezien (deels) ongegrond blijken te zijn, is geen reden om op dit punt tot een ander oordeel te komen.
5.17
De gevorderde wettelijke rente wordt als onweersproken en gegrond op de wet toegewezen.
Salaris per 1 juli 2016
5.18
[eiser] heeft gevorderd het bruto maandsalaris met ingang van 1 juli 2016 vast te stellen op € 2.066,09 exclusief vakantietoeslag en toeslagen. Die vordering kan niet worden toegewezen, aangezien [eiser] daarbij uitgaat van een beloning overeenkomstig loongroep I plus 5 % op basis van een arbeidsomvang van 40 uur per week. Gezien hetgeen hiervoor onder 5.4 en 5.7 is overwogen, is dat een verkeerd uitgangspunt. Gelet op de formulering van het petitum is voor vaststelling van het salaris uitgaande van loongroep I op basis van een arbeidsomvang van 36 uur per week geen ruimte.
Toepassen cao
5.19
[eiser] heeft verzocht Nancy Schoonmaakbedrijf te veroordelen tot het toepassen van de algemeen verbindend verklaarde cao vanaf 1 juli 2016. Tussen partijen is in de arbeidsovereenkomst al overeengekomen dat de cao van toepassing is. Daarnaast is in artikel 2 lid 1 van de cao opgenomen dat Nancy Schoonmaakbedrijf alle afspraken die in de cao staan moet nakomen. Al het voorgaande leidt ertoe dat [eiser] geen belang heeft bij de vordering, zodat deze wordt afgewezen.
Proceskosten
5.2
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij dient Nancy Schoonmaakbedrijf verwezen te worden in de kosten van het geding. Nu [eiser] procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht en € 875,00 aan salaris voor de gemachtigde (3,5 punt a € 250,00 per punt).

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Nancy Schoonmaakbedrijf om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen € 9.406,27 bruto ter zake van achterstallig salaris, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 10 % en de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding over deze bedragen tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Nancy Schoonmaakbedrijf in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 78,00 aan verschotten en € 875,00 aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
28356