ECLI:NL:RBROT:2018:7779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
C/10/522750 / HA ZA 17-272
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in geschil over conformiteit van zuursel voor kaasbereiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de coöperatie Zuivelcoöperatie Deltamilk B.A. (hierna: De Graafstroom) schadevergoeding van de commanditaire vennootschap CSK Food Enrichment C.V. (hierna: CSK) wegens het leveren van besmet zuursel A, dat zou hebben geleid tot scheurvorming en smaak- en geurafwijkingen in de door De Graafstroom geproduceerde kazen. De Graafstroom heeft jarenlang gebruik gemaakt van een combinatie van zuursel A en zuursel Bos, beide geproduceerd door CSK. Na het constateren van problemen met de kazen heeft De Graafstroom het gebruik van zuursel A stopgezet en vordert nu schadevergoeding voor de geleden schade.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de oorzaak van de problemen met de kazen vast te stellen. De deskundige zal moeten onderzoeken of de bacterie Lactobacillus rhamnosus, die in het door CSK geleverde zuursel A aanwezig zou zijn, de oorzaak is van de geconstateerde scheurvorming en afwijkingen. De rechtbank benoemt een deskundige en legt de kosten van het onderzoek op aan De Graafstroom, die het voorschot moet storten. De zaak wordt aangehouden totdat het deskundigenbericht is ingediend, waarna partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten na het deskundigenbericht te verduidelijken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/522750 / HA ZA 17-272
Vonnis van 19 september 2018
in de zaak van
de coöperatie
ZUIVELCOÖPERATIE DELTAMILK B.A.
tevens handelend onder de naam
DE GRAAFSTROOM,
gevestigd te Graafstroom, gemeente Molenwaard,
eiseres,
advocaat mr. J.H. Duyvensz te Amsterdam,
tegen
commanditaire vennootschap
CSK FOOD ENRICHMENT C.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
advocaat mr. H.M. Kruitwagen te Arnhem.
Partijen zullen hierna De Graafstroom en CSK genoemd worden. De producties van partijen zullen worden aangeduid met de letters DGS voor producties van De Graafstroom en de letters CSK voor producties van CSK steeds gevolgd door het nummer van de productie.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het tussenvonnis van 21 juni 2017 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
 het proces-verbaal van comparitie van 24 november 2017 en de daarin vermelde processtukken,
 de reactie op het proces-verbaal van CSK, bij brief van haar advocaat van 20 december 2017,
 de akte uitlating deskundigenbericht van De Graafstroom,
 de akte uitlating deskundigenbericht van CSK,
 de akte uitlating van De Graafstroom,
 de nadere akte uitlaten van CSK,
 de brief van de griffier aan de raadslieden van partijen d.d. 30 maart 2018 over de vervanging van één van de rechters van de meervoudige kamer.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
De Graafstroom houdt zich bezig met het vervaardigen en vermarkten van zuivelproducten, waaronder kaas.
2.2.
CSK ontwikkelt, produceert en verkoopt ingrediënten voor de zuivelindustrie, waaronder zuursel voor het bereiden van kaas.
2.3.
Voor het bereiden van kaas gebruikte De Graafstroom tot en met 12 oktober 2015 jarenlang een combinatie van zuursel A en zuursel Bos. Die zuursels zijn door CSK geproduceerd en verpakt in potjes aan De Graafstroom verkocht en geleverd.
2.4.
Het zuursel (1 potje zuursel A en 3 potjes zuursel Bos) wordt door De Graafstroom toegevoegd aan melk dat gedurende 30 minuten op een temperatuur van 98 graden Celsius is gepasteuriseerd. De bacteriën die in het zuursel zitten, worden vervolgens gekweekt, waarna sprake is van grootzuursel.
2.5.
Sinds 12 oktober 2015 gebruikt De Graafstroom alleen nog het door CSK geproduceerde zuursel Bos.
2.6.
De Graafstroom heeft in ieder geval vanaf maart 2015 in de door haar geproduceerde kazen scheurvorming en smaak- en geurafwijking geconstateerd. Er was sprake van een ongewenste geur en scherpe smaak.
2.7.
De kazen waarbij De Graafstroom die problemen ondervond zijn gemaakt met zuursel A afkomstig uit de door CSK geproduceerde batch #26289 en batch #26664. Aan De Graafstroom zijn uit batch #26289 achttien doses geleverd in de periode van 24 september 2014 tot en met 3 juni 2015 en zijn uit batch #26664 vanaf 17 juni 2015 elf doses geleverd.
2.8.
Het door CSK geproduceerde zuursel A (aangeduid als C01.1) bevat melkzuurbacteriën en wordt geleverd met een productspecificatie.
2.9.
Blijkens de productspecificatie van het door CSK geproduceerde zuursel A uit 2013 [1] maakt de melkzuurbacterie
Lactobacillus rhamnosusgeen gespecificeerd onderdeel van dit zuursel uit. Deze productiespecificatie werd ook in 2015 door CSK gehanteerd.
2.10.
In de productspecificatie van zuursel A die CSK tot 2004 hanteerde stond vermeld dat mesofiele lactobacillen onder de hoeveelheid van 1 cfu/ml zou blijven.
Lactobacillus rhamnosusbehoort tot de groep mesofiele lactobacillen.
2.11.
Om de oorzaak van (onder meer) de onder 2.4 vermelde problemen te achterhalen heeft De Graafstroom onderzoeken laten verrichten door NIZO, BaseClear, Eurofins, TNO en [naam 1] . Naar aanleiding van die onderzoeken zijn de volgende rapporten uitgebracht:
 rapporten van NIZO van 3 juli 2015 [2] , 25 augustus 2015, 11 september 2015 en 29 september 2015 [3] ,
 rapporten van BaseClear van 5 januari 2016 en 16 februari 2016 [4] ,
 rapporten van TNO van 13 januari 2016, 14 juli 2017 en 6 november 2017 [5] ,
 rapport van [naam 1] van 14 september 2017 en bijlage d.d. 26 september 2017 [6] .
2.12.
Het TNO rapport van 13 januari 2016 (TNO rapport 2016 R1065) betreft een DNA-onderzoek (‘Next Generation 16S r DNA amplicon sequencing’) volgens de PCR-methode met als doel om vast te stellen welke bacteriesoort of groep van soorten ongewenste gasvorming en daarmee scheurvorming kan hebben veroorzaakt in kaas en wat de eventuele bron is van deze ongewenste gasvormers. Onderzocht zijn monsters van geproduceerde kaas, het grootzuursel met zuursel Bos, het grootzuursel met zuursel Bos + A, het stremsel, de pekel en het kleursel. Het rapport vermeldt – voor zover hier van belang –:
“1 Inleiding
[…]
Een belangrijke kanttekening bij de toegepaste moleculaire methode is dat zowel dode als levende bacteriën worden gedetecteerd. Dit, omdat de methode zich richt op het DNA van de aanwezige bacteriën en daarbij niet kan discrimineren tussen DNA afkomstig van dode en levende bacteriën.
[…]
3 Conclusies
  • De bemonsterde scheur in 12 weekse kaas GSLG98729 laat de hoogste frequentie Lactobacillus rhamnosus zien.
  • Lactobacillus rhamnosus vormt heterofermentatief ook lactaat, acetaat en C02. Dit C02 kan scheurvorming veroorzaken.
  • Lactobaccillus rhamnosus springt eruit met betrekking tot correlatie met het scheuren defect.
  • De bemonsterde scheur in 12 weekse kaas GSLG98729 laat naast de aanwezigheid van een hoge frequentie van Lactobacillus rhamnosus de aanwezigheid van Clostridium tyrobutyricum zien. De overige kazen laten geen Clostridium tyrobutyricum zien.
  • Clostridium tyrobutyricum is aanwezig in 12 weekse kaas GSLG98729 op laag niveau en is daarmee bij deze kaas niet uit te sluiten als (mede)kandidaat voor C02 productie en daarmee scheurvorming.
  • Lactaat en acetaat (als ook gevormd door Lactobacillus rhamnosus) zijn substraat voor boterzuurgisting door Clostridium tyrobutyricum.
  • De andere kazen van 12 weken vertonen ook de aanwezigheid van Lactobacillus spp met name kaas GSLH356509 (bemonsterd bij mogelijke scheur). Bij dat laatste monster is Clostridum tyrobutyricum niet aangetroffen. Dit zou de eerder genoemde C02 vorming door Lactobacillus rhamnosus onderschrijven.
  • Lactobacillus rhamnosus is beschreven als zijnde geassocieerd met het bederfvermogen van kaas door Clostridium tyrobutyricum (Bassi et al. 2015).
  • Lactobaciltus rhamnosus wordt ook aangetroffen in zuursel Bos + A welke een belangrijk integraal onderdeel van de kaas is. Lactobacillus rhamnosus wordt niet aangetroffen in enkel Bos zuursel.
Deze experimentele informatie in beschouwing nemend samen met recente literatuur informatie rechtvaardigt de verdenking dat scheurvorming in kaas kan optreden door voldoende actieve aanwezigheid van Lactobacillus rhamnosus op zichzelf of in combinatie met lage aantallen Clostridium tyrobutyricum.
De meest aannemelijke bron voor Lactobacillus rhamnosus is het zuursel Bos + A gezien numerieke hoeveelheid die aan de kaasmelk wordt toegevoegd als mede de aanwezigheid van zelfde type in de scheurkaas.”
2.13.
Het TNO rapport van 14 juli 2016 betreft onderzoek naar de aanwezigheid van
Lactobacillus rhamnosusin zuivelmonsters, waaronder acht potjes zuursel A uit batch #26664, door middel van de zogenaamde qPCR-methode. Het rapport vermeldt – voor zover hier van belang – :
“[…]
Conclusieis dat een deel van de aangeleverde potjes zuursel aantoonbaar Lactobacillus rhamnosus bevat, zoals ook gevonden in grootzuursel +A en de onderzochte kaasmonsters. Dit onderbouwt de in het TNO rapport (TNO rapport 2016 R1065) getrokken conclusie dat de Lactobacillus rhamnosus betrokken bij de scheurvorming in kaas afkomstig is vanuit de potjes zuursel concentraat.
Tabel 1 Overzicht van monsters L. rhamnosus DNA inhoud op basis van 5µl onverdund, en
5µl 10x verdund DNA in qPCR.
Monster naam
controle input
in qPCR
fg DNA / 5 ml monster onverdund in qPCR
fg DNA/ 5 ml monster 10x verdund in qPCR
[…]
[…]
[…]
[…]
C01.1.26664 01398
3.3E+00
ND
C01.1.26664 01399
ND
ND
C01.1.26664 01403
7.5E+00
ND
C01.1.26664 01396
ND
ND
C01.1.26664 01393
ND
ND
C01.1.26664 01239
ND
5.4E+00
C01.1.26664 01404
ND
1.4E+00
C01.1.26664 01230
ND
4.8E+00
[…]
[…]
[…]
[…]
ND= Niet gedetecteerd”
2.14.
CSK heeft onderzoeken in eigen beheer uitgevoerd, waarvan verslagen c.q. rapporten zijn uitgebracht op 20 mei 2015, 4 juni 2015, 8 juli 2015, 22 juli 2015, 26 oktober 2015, 12 november 2015 en 18 februari 2016 [7] . Tevens heeft CSK een onderzoek laten uitvoeren door [naam 2] en door NIZO, die respectievelijk op 25 maart 2017en in juni 2016 rapport van hun bevindingen hebben uitgebracht [8] .

3..Het geschil

3.1.
De Graafstroom vordert na vermindering van haar eis – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat CSK door het leveren van met
Lactobacillus rhamnosusbesmet zuursel A toerekenbaar is tekort geschoten jegens De Graafstroom, dat De Graafstroom als gevolg daarvan schade heeft geleden en dat CSK gehouden is die schade te vergoeden;
II. CSK te veroordelen tot betaling van een bedrag van
a) € 2.883.000, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 30 juni 2015;
b) € 170.515,80 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente telkens vanaf de relevante factuurdatum;
c) € 27.000, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 1 maart 2016;
d) € 82.450,78 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente telkens vanaf de relevante factuurdatum;
e) € 114.557,28 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente telkens vanaf de relevante factuurdatum,
steeds tot aan de dag van volledige betaling;
III. CSK te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met nakosten en een ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval die voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf die termijn.
3.2.
De Graafstroom legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het door CSK aan haar geleverde zuursel A niet aan de overeenkomst beantwoordt. Zij stelt daartoe het volgende.
CSK heeft aan De Graafstroom zuursel A geleverd dat was besmet met de bacterie
Lactobacillus rhamnosus. Hierdoor heeft zich in de door De Graafstroom geproduceerde kazen gas gevormd. Dat heeft geleid tot grotere ogen in jongere kazen en scheurvorming in oudere kazen en tot een ongewenste geur en scherpe smaak. De Graafstroom heeft hierdoor schade geleden, bestaande uit:
door De Graafstroom aan haar afnemer A-ware betaalde schadevergoeding voor geleverde gebrekkige kaas tussen januari 2015 en juni 2015;
door De Graafstroom aan A-ware toegezonden creditnota’s voor geleverde gebrekkige kaas in het derde en vierde kwartaal van 2015;
uitzoekuren van medewerkers van De Graafstroom;
door A-ware bij De Graafstroom neergelegde kosten van bijgekochte kaas om aan haar leveringsverplichtingen te kunnen voldoen;
kosten van deskundigenonderzoeken.
3.3.
CSK concludeert primair tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van De Graafstroom, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure, te vermeerderen met wettelijke rente, en in de nakosten. Subsidiair concludeert CSK tot afwijzing van de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad, althans tot verbinding van de voorwaarde van zekerheidstelling aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.4.
CSK betwist de voormelde stellingen van De Graafstroom en de gestelde omvang van de schade. Subsidiair stelt CSK dat op grond van eigen schuld van De Graafstroom de schade (grotendeels) voor haar rekening dient te blijven, omdat bij De Graafstroom jarenlang sprake was van diverse problemen waardoor bacteriën, fagen en gisten het kaasbereidingsproces konden binnendringen en die omstandigheden voor rekening en risico van De Graafstroom zijn. Verder stelt CSK dat De Graafstroom haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden door niet eerder schadebeperkende maatregelen te treffen en door met A-ware een regeling te treffen waarvan niet aannemelijk is gemaakt dat die redelijk en noodzakelijk was.
De door haar verzochte afwijzing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, althans het verbinden van de voorwaarde van zekerheidstelling aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad baseert CSK op de stelling dat er een aanzienlijk restitutierisico bestaat.

4..De beoordeling

4.1.
Een afgeleverde zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Dat het gebruik dat De Graafstroom van het door CSK geproduceerde zuursel A maakte voor het bereiden van kaas een normaal gebruik van dat zuursel A is, staat tussen partijen niet ter discussie. Verder staat vast dat voor de bereiding van de kazen van De Graafstroom waarbij scheurvorming en smaak- en geurafwijking is geconstateerd door CSK geproduceerd zuursel A uit batches #26289 en #26664 is gebruikt. Daarom dient te worden onderzocht of het door CSK geleverde zuursel A uit batches #26289 en #26664 eigenschappen ontbeert die voor het bereiden van kaas nodig zijn en waarvan De Graafstroom de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen en de scheurvorming en smaak- en geurafwijking in de kazen van De Graafstroom het gevolg van is.
4.2.
De stelling dat het door CSK geleverde zuursel A was besmet met
Lactobacillus rhamnosusen dat de scheurvorming en smaak- en geurafwijking in de door haar geproduceerde kazen daar het gevolg van is, baseert De Graafstroom op de in de rapporten van TNO van 13 januari 2016 en 14 juli 2017 neergelegde bevindingen. Verder, zo stelt De Graafstroom, hebben andere producenten van kaas die het door CSK geproduceerde zuursel A gebruiken vergelijkbare problemen ondervonden en hebben de problemen zich bij De Graafstroom niet meer voorgedaan sinds zij met het gebruik van zuursel A is gestopt.
4.3.
CSK bestrijdt de gevolgtrekkingen die De Graafstroom aan de rapporten van TNO verbindt en voert daartoe, onder verwijzing naar het rapport van [naam 2] en het rapport van NIZO van 30 juni 2015, het volgende aan.
TNO heeft slechts zeer minimale hoeveelheden van DNA van
Lactobacillus rhamnosusin enkele monsters van zuursel A uit batch #26664 gevonden en onduidelijk is of het gevonden materiaal dood of levend is en of de waarnemingen betrouwbaar c.q. niet vals positief zijn. Productiebatch #26289 is niet in het onderzoek betrokken. Zuursel dat (zeer) beperkte hoeveelheden melkzuurbacteriën zoals
Lactobacillus rhamnosusbevat leidt niet tot problemen voor een kaasproducent. De in de scheur van de kaas van De Graafstroom geconstateerde aanwezigheid van
Clostridium tyrobutyricumis een meer voor de hand liggende oorzaak. Er zijn andere mogelijke en meer voor de hand liggende bronnen van besmetting met
Lactobacillus rhamnosusin de fabriek van De Graafstroom. De dertien andere afnemers van zuursel A uit de batches #26289 en #26664 hadden geen klachten.
4.4.
Niet ter discussie staat dat de bacterie
Lactobacillus rhamnosusin het door CSK geproduceerde zuursel A alleen tot groei van die bacterie in de kazen van De Graafstroom kan hebben geleid, indien die bacterie levend aanwezig was. De testresultaten van TNO bieden daarover geen uitsluitsel. Die onduidelijkheid en de voormelde gemotiveerde betwisting van CSK brengen mee dat vooralsnog niet is komen vast te staan dat de door TNO in zuursel A aangetroffen
Lactobacillus rhamnosuslevend moet zijn geweest en de scheurvorming en smaak- en geurafwijking in de kazen van De Graafstroom heeft veroorzaakt. Ook de rapporten van de partijdeskundigen bieden daarover onvoldoende zekerheid. Daarom is een deskundigenbericht noodzakelijk en zal het ter comparitie aangekondigde deskundigenbericht nu worden bevolen.
4.5.
Partijen hebben zich uitgelaten over het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Mede gelet op die uitlatingen zal de rechtbank één deskundige benoemen en wel de onder de beslissing vermelde deskundige, ter beantwoording van de eveneens onder de beslissing vermelde vragen. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
4.5.1.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de persoon van te benoemen deskundige(n) en hebben over en weer bezwaren geuit tegen de door de ander voorgestelde deskundigen wegens onvoldoende expertise dan wel de schijn van vooringenomenheid. [naam 3] heeft desgevraagd de rechtbank medegedeeld dat zij over de vereiste expertise beschikt en heeft na kennisname van de door CSK bij brief van 27 augustus 2018 geuite bezwaren daarin volhard. Verder heeft zij, in reactie op de in die brief geuite vrees dat zij niet onpartijdig en onafhankelijk zou zijn omdat zij een nauwe collegiale band met [naam 1] (partijdeskundige aan de zijde van De Graafstroom) zou hebben, medegedeeld volledig onpartijdig en onafhankelijk van [naam 1] te kunnen opereren. Gelet op de bij die reactie, welke aan dit vonnis wordt gehecht, gegeven toelichting bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen objectief gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid en onafhankelijkheid van [naam 3] . Het bezwaar van CSK tegen haar benoeming als deskundige wordt daarom gepasseerd.
4.5.2.
De door CSK voorgestelde uitbreiding van de vraagstelling is overbodig omdat de vragen naar oorzaak en het causaal verband reeds in de vraagstelling besloten ligt. Immers, in vraag 2 sub c wordt gevaagd of de hoeveelheid bacterie
Lactobacillus rhamnosusde gestelde problemen
heeftveroorzaakt en niet of die ze
kan hebbenveroorzaakt.
4.6.
De deskundige heeft de aan het onderzoek verbonden honorering en kosten begroot op € 12.000 (inclusief BTW) en gespecificeerd aan de hand van het (voorzichtig) geschatte aantal uren en het door de deskundige gehanteerde uurtarief. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. Geen van hen heeft bezwaren tegen de hoogte van dat bedrag geuit.
4.7.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 195 Rv dient het voorschot door de De Graafstroom als eisende partij te worden gestort.
4.8.
De hoogte van het voorschot zal worden gesteld op het door de deskundige begrote bedrag van € 12.000. De Graafstroom zal het voorschot binnen twee weken dienen te storten.
Mocht De Graafstroom het voorschot niet binnen die (eventueel verlengde) termijn storten, dan zal de rechtbank daaraan de gevolgtrekking verbinden die zij geraden acht.
4.9.
De deskundige heeft de met het onderzoek gemoeide tijd, rekening houdende met vakantieperiodes, begroot op zes maanden.
4.10.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het deskundigenonderzoek; de rechtbank wijst met name op de verplichtingen als nader onder de beslissing omschreven. Indien een partij een of meer van deze verplichtingen niet nakomt, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.11.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief een opmerking of verzoek aan de deskundige doet toekomen, dient zij dat schriftelijk te doen en daarvan gelijktijdig afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

5..De beslissing

De rechtbank
beveelt een schriftelijk deskundigenbericht ter beantwoording van de volgende vragen:
Is de bacterie
Lactobacillus rhamnosuslevend aanwezig in batch #26289 en/of batch #26664 van het zuursel A van CSK?
Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend is
a) in welke mate is de bacterie
Lactobacillus rhamnosusaanwezig?
b) welk effect heeft de bacterie
Lactobacillus rhamnosusin welke mate op de te produceren kaas van De Graafstroom?
c) heeft die hoeveelheid bacterie
Lactobacillus rhamnosusde gestelde problemen in de kaas van De Graafstroom veroorzaakt? Zo ja, wanneer?
3. Heeft de deskundige overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
benoemt tot deskundige:
[naam 3] ,
correspondentieadres: [adres]
telefoon: [telefoonnummer]
e-mailadres: [e-mailadres]
gelast dat De Graafstroom
binnen twee wekenna deze beslissing het volledige procesdossier in afschrift aan de deskundige doet toekomen;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
bepaalt dat de griffier aan de deskundige doet toekomen:
  • een afschrift van dit vonnis;
  • de Leidraad deskundigen in civiele zaken;
  • de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken;
bepaalt dat de deskundige ingeval van onduidelijkheden, vragen of opmerkingen over dit vonnis, het onderzoek of de kosten contact dient op te nemen met de contactpersoon van de rechtbank;
wijst partijen er op dat zij in beginsel nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
draagt de deskundige op om uiterlijk zes maanden na deze beslissing het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport van het onderzoek met beantwoording van de vraagpunten in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
wijst de deskundige er op dat:
- hij het onderzoek pas dient aan te vangen na bericht van de griffier dat het voorschot is ontvangen;
- hij partijen de gelegenheid moet geven opmerkingen te maken en vragen te stellen dat hij in het rapport van die opmerkingen en vragen, alsmede van zijn reacties daarop doet blijken;
- uit het rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden en partijen de gelegenheid moet geven binnen vier weken daarover opmerkingen te maken, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reacties van de deskundige daarop moet vermelden;
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden;
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het bedrag van € 12.000;
bepaalt dat De Graafstroom het voorschot dient te deponeren
overeenkomstig de betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) binnen twee weken na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van het LDCR;
wijst De Graafstroom erop dat mocht deze het voorschot niet binnen de bepaalde of eventueel verlengde termijn storten, de rechtbank daaraan de gevolgtrekking zal verbinden die zij geraden acht;
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen zodra het voorschot zal zijn ontvangen;
verwijst de zaak naar de parkeerrol van 3 april 2019 en bepaalt dat de zaak weer op de rol van lopende zaken zal komen zodra het deskundigenbericht zal zijn gedeponeerd, om partijen, om te beginnen De Graafstroom, de gelegenheid te geven een conclusie na deskundigenbericht te nemen;
draagt de griffier op de zaak op de rol te plaatsen:
- indien het voorschot niet binnen de in dit vonnis bepaalde of een verlengde termijn is ontvangen: voor akte uitlating over de daaraan te verbinden gevolgen aan de zijde van de partij op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van De Graafstroom op een termijn van vier weken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen, mr. S.M. den Hollander en mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2018.
2515/2457/2872/2294

Voetnoten

1.productie DGS 2a
2.productie DGS 9
3.producties CSK 7, 8 en 9
4.producties DGS 25 en 30
5.producties DGS 31, 38 en 49
6.producties DGS 47 en 48
7.producties CSK 14, 19, 16, 18, DGS 4 en 21 en CSK 13
8.producties CSK 12 en DGS 26