Op 16 augustus 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling voor twee schuldenaren, mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2]. De rechtbank had eerder op 29 mei 2017 de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De rechter-commissaris deed op 7 mei 2018 een voordracht tot tussentijdse beëindiging van deze regeling, welke op 18 juni 2018 werd behandeld. Tijdens deze zitting waren de schuldenaren, hun begeleidster en de bewindvoerder, R. van den Brink, aanwezig. De rechtbank heeft de behandeling van de voordracht aangehouden tot 9 juli 2018, waarbij de schuldenaren de gelegenheid kregen om hun standpunt kenbaar te maken.
De schuldenaren vroegen op 5 juli 2018 om uitstel tot 23 juli 2018, omdat één van hen ernstig ziek was en in Turkije behandeld moest worden. Op 30 juli 2018 gaven zij aan dat zij wilden stoppen met de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder heeft op 7 augustus 2018 een brief gestuurd met de laatste stand van zaken, maar de rechtbank ontving geen schriftelijke bevestiging van de schuldenaren dat zij de regeling wilden voortzetten. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaren voldoende tijd hadden gekregen om een beslissing te nemen en dat zij de regeling niet langer wenselijk achtten.
De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder g van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en werd er een curator aangesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.J. van Spengen, in aanwezigheid van griffier B.G. van der Vlies.