ECLI:NL:RBROT:2018:7746

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
C/10/511996 / HA ZA 16-1010
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschap na echtscheiding met betrekking tot de voormalige echtelijke woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het de verdeling van de gemeenschap na de echtscheiding van partijen in 2010. De vrouw is veroordeeld om aan de man de helft van de overwaarde van de voormalige echtelijke woning te betalen binnen een maand na het vonnis. Indien zij hier niet aan voldoet, moet de woning worden verkocht aan een derde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning een waarde heeft van € 250.000,- en dat er een hypothecaire lening van € 72.604,83 op rust. Dit resulteert in een overwaarde van € 177.395,17, waarvan de vrouw de helft, € 88.697,58, aan de man moet betalen. De vrouw heeft aangegeven bezig te zijn met de financiering, maar de rechtbank oordeelt dat zij voldoende tijd heeft gehad om dit te regelen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw geen vordering heeft op de man met betrekking tot de pensioenen en dat de proceskosten worden gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken op 12 september 2018 door mr. S.M. den Hollander.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/511996 / HA ZA 16-1010
Vonnis van 12 september 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W. Suttorp te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 november 2017 en de daarin genoemde processtukken,
  • het deskundigenrapport (taxatie waarde woning),
  • de nadere akte van de man,
  • de nadere akte van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en reconventie

2.1.
De vorderingen strekken tot afwikkeling van de huwelijksvermogensrechtelijke gevolgen van de echtscheiding van partijen in 2010.
2.2.
De rechtbank heeft een deskundige benoemd ter taxatie van de woning die in gemeenschappelijk eigendom aan partijen toebehoort en in welke woning de vrouw woont. De deskundige rapporteert dat de woning een vrije verkoopwaarde heeft van € 250.000,-. Partijen stemmen in met deze bevinding. De rechtbank neemt de bevinding van de deskundige, die logisch en concludent voorkomt en waarmee partijen instemmen, over.
2.3.
De vrouw wenst de man uit te kopen uit de woning. Daartoe dient beoordeeld te worden wat de overwaarde van de woning is. In het tussenvonnis van 22 november 2017 heeft de rechtbank partijen de mogelijkheid gegeven zich nader uit te laten of inderdaad juist is de aanname van de rechtbank dat de woning bezwaard is met een aflossingsvrije hypothecaire geldlening van € 72.604,83. Partijen hebben hier niet op gereageerd. Daarom zal de rechtbank definitief uitgaan van dit bedrag. Dit betekent dat de overwaarde van de woning (€ 250.000,- minus € 72.604,83=) € 177.395,17 bedraagt. De vrouw is aan de man de helft van dit bedrag verschuldigd: € 88.697,58.
2.4.
De rechtbank heeft de vrouw in voormeld tussenvonnis aangezegd zich uit te laten over de vraag of zij financieel in staat is de man uit te kopen. De vrouw heeft in haar nadere akte (die dateert van circa negen maanden na dit tussenvonnis) gesteld dat zij druk doende is de financiering van de woning te regelen en dat zij hoopt op korte termijn uitsluitsel daaromtrent te verkrijgen. De rechtbank begrijpt hieruit dat de vrouw de financiering nog steeds niet rond heeft. Gelet op deze onzekerheid, en mede in acht genomen dat de vrouw al geruime tijd weet dat zij de man moet uitkopen (de dagvaarding van de man dateert van 28 september 2016), zal de rechtbank bepalen dat de vrouw de € 88.697,58 moet betalen binnen één maand na de datum van onderhavig vonnis en dat anders de woning verkocht moet worden aan een derde. Voorts zal voor alsdan bepaald worden dat onderhavig vonnis, zo nodig, in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw aan het inschakelen van de makelaar en van de medewerking van de vrouw aan de notariële levering van de woning aan een derde. De rechtbank herhaalt haar oordeel dat van de man niet gevergd kan worden dat hij (veel langer) in een onverdeelde gemeenschap blijft zitten. De echtscheiding dateert al uit 2010.
de twee individuele flexibele pensioenen
2.5.
De rechtbank heeft in voormeld tussenvonnis al geoordeeld dat de vrouw geen vordering heeft op de man.
overige pensioenen
2.6.
De rechtbank had in voormeld tussenvonnis beide partijen ex artikel 22 Rv. bevolen om hun desbetreffende stellingname te onderbouwen met verificatoire bescheiden. Geen van partijen heeft voldaan aan dit bevel. De rechtbank maakt daaruit de gevolgtrekking dat geen van partijen (per saldo) ter zake van de overige pensioenen een vordering heeft op de ander.
2.7.
De proceskosten tussen partijen (ex echtelieden) zullen worden gecompenseerd. Het loon van de deskundige bedraagt € 907,50. De man heeft zijn aandeel daarin (de helft) reeds voldaan middels depotstorting. De vrouw was vrijgesteld van depotstorting van haar aandeel omdat ze een toevoeging had. Daarom zal de vrouw dit aandeel (€ 454,75) alsnog hebben te voldoen aan de griffier (ex artikel 244 lid 2 Rv.), op na te melden wijze.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
deelt de woning op het [adres] aan de vrouw toe en rekent de daaraan verbonden hypothecaire geldlening aan alleen de vrouw toe, één en ander op voorwaarde dat de vrouw binnen een maand na de datum van dit vonnis een bedrag van € 88.697,58 heeft betaald aan de man en de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening,
3.2.
gelast partijen, voor het geval de vrouw niet aan voormelde voorwaarde voldoet, de woning te verkopen aan een derde en deelt voor alsdan ieder van partijen een helft van de overwaarde toe,
3.3.
bepaalt, indien de vrouw niet of althans onvoldoende medewerking mocht verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde, dat het onderhavige vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw aan het inschakelen van de makelaar die bemiddelt bij deze verkoop alsmede in de plaats van de medewerking van de vrouw aan de notariële levering van de woning aan een derde,
3.4.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt en veroordeelt de vrouw het ter zake van het deskundigenbericht ten behoeve van haar in debet gestelde bedrag van € 453,75 aan de griffier van deze rechtbank te betalen, waartoe zij van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota met betaalinstructies ontvangt,
3.5.
verklaart dit vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2018.
[2517/2872]