Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 november 2017 en de daarin genoemde processtukken,
- het deskundigenrapport (taxatie waarde woning),
- de nadere akte van de man,
- de nadere akte van de vrouw.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het de verdeling van de gemeenschap na de echtscheiding van partijen in 2010. De vrouw is veroordeeld om aan de man de helft van de overwaarde van de voormalige echtelijke woning te betalen binnen een maand na het vonnis. Indien zij hier niet aan voldoet, moet de woning worden verkocht aan een derde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning een waarde heeft van € 250.000,- en dat er een hypothecaire lening van € 72.604,83 op rust. Dit resulteert in een overwaarde van € 177.395,17, waarvan de vrouw de helft, € 88.697,58, aan de man moet betalen. De vrouw heeft aangegeven bezig te zijn met de financiering, maar de rechtbank oordeelt dat zij voldoende tijd heeft gehad om dit te regelen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw geen vordering heeft op de man met betrekking tot de pensioenen en dat de proceskosten worden gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken op 12 september 2018 door mr. S.M. den Hollander.