ECLI:NL:RBROT:2018:7744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
C/10/555214 / JE RK 18-2369
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van ondertoezichtstelling afgewezen; ondertoezichtstelling is verlopen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 augustus 2018 uitspraak gedaan op het verzoek van de moeder tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor haar kinderen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 9 augustus 2018, maar de gecertificeerde instelling (GI) had geen nieuw verzoek tot verlenging ingediend. De moeder, die zich zorgen maakte over de thuissituatie en de gezondheid van de kinderen, stelde dat er nog steeds gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig waren. De GI daarentegen stelde dat de kinderen goed functioneerden en dat er geen noodzaak meer was voor ondertoezichtstelling. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling per 9 augustus 2018 was geëindigd en dat een verlenging van een niet meer bestaande ondertoezichtstelling niet mogelijk was. Bovendien was de moeder niet ontvankelijk in een nieuw verzoek tot ondertoezichtstelling, omdat niet was vastgesteld dat de Raad voor de Kinderbescherming geen nieuw verzoek zou indienen. De kinderrechter concludeerde dat de angst van de moeder voor toekomstige problemen onvoldoende grond vormde voor verlenging van de ondertoezichtstelling, vooral omdat de kinderen duidelijk hadden aangegeven geen contact meer met hun moeder te willen. De kinderrechter wees het verzoek van de moeder af en verklaarde haar voor het overige niet ontvankelijk.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/555214 / JE RK 18-2369
datum uitspraak: 31 augustus 2018

beschikking

in de zaak van

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Peel,
advocaat mr. P.A.J. van Putten,
betreffende
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2003 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2004 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 20 juli 2018, ingekomen bij de griffie op 20 juli 2018.
Op 31 augustus 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , die voorafgaand aan de zitting apart zijn gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. P.A.J. van Putten,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de vader.
De ondertoezichtstelling is verlopen, nu deze laatstelijk bij beschikking van de kinderrechter van 5 februari 2018 is verlengd tot 9 augustus 2018. Door de GI is geen verlenging meer verzocht.

Het verzoek

De moeder verzoekt de verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden.
Door en namens de moeder is ter zitting aangevoerd dat er nog gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Het bewaren van de rust en de informatievoorziening is een taak voor de GI en erg belangrijk in deze zaak. Een onafhankelijke derde dient ervoor zorgen dat de kinderen niet belast worden met de problematiek tussen de ouders. De moeder die het gezag heeft, wil informatie over de kinderen kunnen ontvangen. De kinderen willen nog steeds geen contact met moeder en ook al ziet de moeder dit het liefst anders, zij kan niet anders dan de wens van de kinderen hieromtrent te respecteren. De moeder houdt zich aan de laatste beschikking van de kinderrechter en zoekt geen contact met de kinderen en stuurt ook geen kaartjes, zulks in het belang van de kinderen. Er leek een opening te zijn voor een gesprek tussen de moeder en de kinderen, maar omdat de oudste dochter, die inmiddels meerderjarig is, tegen een gesprek is, wilden [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ook niet meer in gesprek gaan. De moeder maakt zich ernstige zorgen over de thuissituatie, omdat er sprake is van een gesloten gezinssysteem en hulpverlening niet wordt geaccepteerd door de vader. Het kan nu goed gaan met de kinderen, maar de moeder ziet graag dat er een vinger aan de pols wordt gehouden door een onafhankelijke derde. Daarnaast betrekt de vader de kinderen in alle juridische procedures. Tenslotte is er zorg over de gezondheid van de minderjarigen. De ex-schoonmoeder (moeder vaderszijde) is namelijk belast met een erfelijke darmziekte (waarbij honderden poliepen op de dikke darm voorkomen) en bij de moeder is onbekend of de vader hiermee is belast. De moeder zou de kinderen hierop onderzocht willen zien.
Ter zitting is toegelicht dat de moeder het onderhavig verzoek heeft ingediend vanwege het uitblijven van de visie van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Voorts vindt de moeder dat de situatie ten tijde van de verlenging van de ondertoezichtstelling op 5 februari 2018 nog onveranderd is en dat dus de motivering van die beslissing nog steeds van toepassing is. De informatie over de kinderen alsmede de begeleidende rol van de GI zijn belangrijk voor de moeder.

Het standpunt van belanghebbenden

De GI heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen gronden meer zijn voor verlenging van de ondertoezichtstelling, reden waarom zij geen verdere verlenging meer heeft verzocht. Met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gaat het goed en de visie van de GI is dat ze thans niet meer ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Ze functioneren zowel thuis als op school goed. Er is tijdens de ondertoezichtstelling hulpverlening voor de kinderen ingezet, maar zij hebben besloten dat het voor dat moment voldoende was. Mocht op een later tijdstip hulpverlening nog nodig zijn, dan kan dat ook zonder ondertoezichtstelling worden ingezet. Na de laatste verlenging bij beschikking van 5 februari 2018 hebben de kinderen opnieuw duidelijk en meermaals aangegeven dat ze geen contact meer met hun moeder willen en dat zij het als belastend ervaren als door de GI hun moeder en een eventueel contactherstel met haar, ter sprake worden gebracht. Er bleek ook geen ruimte meer te zijn voor een gesprek met de moeder, waarvan overigens de oorspronkelijke insteek bij de minderjarigen was dat dat een laatste afsluitend gesprek zou zijn, en niet een begin van contactherstel.
De GI heeft ter zitting medegedeeld dat een andere oplossing dan een ondertoezichtstelling denkbaar is teneinde de moeder van tijd tot tijd informatie omtrent de kinderen te verschaffen. Zo heeft de contactpersoon bij het wijkteam Schiedam aangegeven dat zij informatie over de kinderen kan geven aan de moeder als de ondertoezichtstelling niet meer loopt.
De GI heeft de Raad er tijdig van op de hoogte gesteld geen verdere verlenging van de ondertoezichtstelling meer te zullen verzoeken. Hoe de Raad daar tegenover staat is de GI niet bekend.
De vader is het niet eens met het verzoek van de moeder, en vindt een ondertoezichtstelling niet meer nodig. De vader wil samen met de kinderen het liefst zo snel mogelijk verhuizen naar een nieuwe omgeving, maar dat wordt tegengehouden door de moeder. De echtelijke woning dient te worden verkocht maar er is nog geen medewerking van de moeder om de verkoop snel te kunnen laten plaatsvinden.

De beoordeling

1.
Ingevolge artikel 1:260, tweede lid van het Burgerlijke Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft. Indien deze gecertificeerde instelling niet tot een verzoek overgaat, zijn de raad voor de kinderbescherming, een ouder, degene die niet de ouder is en de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt en het openbaar ministerie bevoegd tot het doen van het verzoek.
2.
De ondertoezichtstelling van de minderjarigen is geëindigd per 9 augustus 2018. De verlenging van een niet meer bestaande ondertoezichtstelling is een maatregel die de wet niet kent. Ook als een verlengingsverzoek tijdig is ingediend, kan dus niet, nadat de lopende termijn is verstreken, de ondertoezichtstelling met terugwerkende kracht worden verlengd. De verlenging die de moeder verzoekt kan dan ook niet worden toegewezen.
3.
In het geval de kinderrechter het verzoek van de moeder zou moeten aanmerken als een nieuw verzoek tot ondertoezichtstelling is de moeder daarin naar de huidige stand van zaken niet ontvankelijk. Het navolgende is van belang. In een dergelijk nieuw verzoek is de moeder ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 BW slechts ontvankelijk, indien is komen vast te staan dat de Raad voor de Kinderbescherming zelf geen (nieuw) verzoek tot ondertoezichtstelling indient.
Dit is in casu nog niet komen vast te staan.
Volgens de GI heeft zij de Raad tijdig meegedeeld dat de GI een verlengingsverzoek achterwege zal laten, waarbij tijdig wil zeggen, ingevolge het bepaalde in artikel 1:265j BW, binnen acht weken voor het verstrijken van de lopende ondertoezichtstelling. Maar gelet op werkachterstanden bij de Raad is goed mogelijk dat de Raad in die termijn van acht weken nog niet aan haar toetsende taak is toegekomen. Niet uit te sluiten valt dan ook, in dit stadium, dat de Raad na toetsing, een andere visie heeft dan de GI en een nieuw verzoek tot ondertoezichtstelling doet. Het was aan de moeder hieromtrent navraag te doen, echter de moeder heeft hieromtrent niets gesteld.
4.
Denkbaar was geweest het verzoek van de moeder aan te houden, teneinde alsnog duidelijkheid te verkrijgen omtrent de visie van de Raad. De kinderrechter ziet daarvan af, gelet op haar visie omtrent de inhoudelijke kant van de zaak. Het navolgende wordt overwogen.
De kinderrechter stelt voorop dat de angst - die de moeder heeft - voor toekomstige gezondheids en/of sociaal-emotionele problemen van de minderjarigen, onvoldoende grond oplevert voor (verlenging van) een ondertoezichtstelling, indien de minderjarigen, zoals in casu het geval is, thans gezond zijn, en thuis en op school goed functioneren.
Evenmin levert het een grond voor ondertoezichtstelling op dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor zichzelf bestendig hebben besloten dat ze geen contact meer met hun moeder willen hebben.
Zij hebben dit herhaaldelijk en duidelijk aangegeven bij de GI en ook bij de kinderrechter. Hun beslissing zal de moeder wellicht veel pijn en verdriet doen, maar het is wel een beslissing die door iedereen gerespecteerd dient te worden.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben ten tijde van het samenzijn van hun ouders veel traumatische gebeurtenissen meegemaakt en het is voor hun een aanzienlijke opgave om hun visie te ontwikkelen op wat er is voorgevallen en op wat hun eigen rol daarin geweest, en dit één en ander emotioneel te verwerken. Ondanks dat, gaat het met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] goed, zowel thuis als op school. En [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben duidelijk aangegeven dat ze nu rust in hun leven willen. Die rust is er in hun beleving niet, omdat zij inmiddels al zes keer voor de kinderrechter zijn verschenen en ze vanaf de aanvang van (het voortraject van) de ondertoezichtstelling zes verschillende jeugdbeschermers hebben gehad. Voortzetting van de ondertoezichtstelling zou dan ook, gelet op het vorenstaande, in de visie van de kinderrechter niet alleen ongegrond maar ook contraproductief zijn. Datzelfde geldt voor een aanhouding van de zaak, teneinde alsnog de visie van de Raad te kunnen vernemen.
5.
Al het hiervoor overwogene leidt tot de hierna vermelde beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de moeder tot verlenging van de ondertoezichtstelling af;
verklaart de moeder voor het overige, onder verwijzing naar sub 3 niet ontvankelijk.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2018 door mr. M. de Geus, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.