ECLI:NL:RBROT:2018:7728

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
14 september 2018
Zaaknummer
C/10/543300 / HA ZA 18-78
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van Persoonsgebonden Budget (PGB) op basis van onverschuldigde betaling en vereisten voor intrekking van subsidie

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om de terugvordering van een Persoonsgebonden Budget (PGB) door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. van een gedaagde, die in verzet was gegaan tegen een eerder verstekvonnis. De rechtbank oordeelde dat er pas sprake is van onverschuldigde betaling als de onderliggende bestuursrechtelijke titel, in dit geval de toekenningsbeschikking van het PGB, niet meer bestaat. Dit vereist een expliciet besluit tot intrekking of wijziging van de subsidie, waartegen bezwaar en beroep mogelijk zijn. De procedure begon met een dagvaarding op 7 juli 2017, gevolgd door een verstekvonnis op 13 september 2017. De gedaagde had verzuimd verantwoording af te leggen over de besteding van het PGB, wat Zilveren Kruis als grond voor terugvordering aanvoerde. De rechtbank stelde vast dat de vorderingen van Achmea, die de PGB-verstrekking beheerde, aan Zilveren Kruis waren gecedeerd. De rechtbank hield echter iedere verdere beslissing aan, omdat zij na de zitting tot de conclusie kwam dat er geen besluit tot intrekking of wijziging van het PGB was overgelegd, wat noodzakelijk is voor de terugvordering. Partijen werden in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/543300 / HA ZA 18-78
Vonnis in verzet van 18 juli 2018
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGKANTOOR N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. J.J.G. Pieper te Enschede.
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. G. Grijs te Rotterdam,
Partijen zullen hierna Zilveren Kruis en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 juli 2017 met producties,
  • het verstekvonnis van 13 september 2017,
  • de verzetdagvaarding van 10 januari 2018 met producties,
  • de brief van 21 februari 2018 waarbij de comparitie is bepaald,
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 maart 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Achmea Zorgkantoor N.V. (hierna: Achmea) was, op grond van haar wettelijke taak, in de regio Rotterdam belast met de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
2.2.
Bij ‘voorlopige toekenningsbeschikking PGB 2012’ van 11 februari 2012 is door Achmea aan [gedaagde] een Persoonsgebonden Budget (hierna: PGB) toegekend over 2012 van netto € 36.250,85. Dit bedrag is aan [gedaagde] uitbetaald.
2.3.
Bij besluit van 16 oktober 2012, aangeduid als ‘definitieve toekenningsbeschikking PGB 2012’ heeft Achmea de hoogte van het PGB voor het jaar 2012 definitief vastgesteld op eerder genoemd bedrag. In de beschikking is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“Artikel 2.6.9
1.
Bij verlening van het netto persoonsgebonden budget worden de verzekerde de volgende verplichtingen opgelegd:
De verzekerde gebruikt het budget uitsluitend voor betaling van zorg…
De verzekerde sluit een schriftelijke overeenkomst met de zorgverlener of zorgverlenende instantie waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:
1.
declaraties voor verleende zorg worden niet betaald indien zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de verzekerde zijn ingediend,
2.
een declaratie van een zorgverlener bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaal nummer en de naam van de zorgverlener, en wordt door de zorgverlener ondertekend,
3.
….
de verzekerde stelt, op verzoek van het zorgkantoor, de in onderdeel bedoelde overeenkomsten en declaraties almede zijn rekeningafschrift op papier of op een andere duurzame drager, tot vijf jaar na datum van de subsidievastelling ter beschikking van het zorgkantoor. …
de verzekerde legt door middel van invulling en ondertekening van een daartoe door het zorgkantoor toegezonden formulier verantwoording af over de besteding van het verleende persoonsgebonden budget;
in afwijking van het eerste lid, onderdelen a en e, mag de verzekerde in een kalenderjaar maximaal 1,5% van het voor dat jaar beschikbare netto persoonsgebonden budget, maar ten minste € 250 en ten hoogste € 1.250, gebruiken voor andere betalingen dan betalingen bedoeld in onderdeel a, en geldt de verantwoordingsplicht, bedoeld in onderdeel e, niet voor dit deel van het budget.
….
Verantwoording
U bent verplicht verantwoording af te leggen over uw PGB. Budget dat niet aan PGB-zorg is besteed, wordt teruggevorderd door het Zorgkantoor. ….
Verplichtingen
Bij het niet nakomen van de verplichtingen kan het zorgkantoor overgaan tot beëindiging en terugvordering van uw budget.
…”
2.4.
Bij brief van 31 maart 2015 heeft Achmea [gedaagde] gesommeerd een bedrag van € 36.250,85 aan haar te betalen.
3. Het geschil
3.1.
Zilveren Kruis heeft in de verstekprocedure gevorderd dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 39.266,07 (waarvan een bedrag van € 1.139,51 aan buitengerechtelijke incassokosten en omzetbelasting over deze kosten) vermeerderd met de wettelijke rente over € 36.250,85, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, vermeerderd met de kosten van het geding.
3.2.
Aan die vordering legt Zilveren Kruis – samengevat weergegeven – ten grondslag dat [gedaagde] middels een verantwoordingsformulier verantwoording diende af te leggen over de uitgaven die met het PGB zijn gedaan. [gedaagde] heeft dit nagelaten, zodat het PGB onverschuldigd is betaald. Zilveren Kruis stelt dat de vorderingen van Achmea zijn gecedeerd aan Zilveren Kruis.
3.3.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van Zilveren Kruis integraal toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 2.025,05 aan verschotten en € 579,00 aan salaris voor de advocaat.
3.4.
[gedaagde] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van Zilveren Kruis alsnog worden afgewezen. Hij betwist dat Achmea de vorderingen aan Zilveren Kruis heeft gecedeerd. In het geval de rechtbank van oordeel is dat cessie wel heeft plaatsgevonden dan heeft Zilveren Kruis de op haar rustende zorgplicht geschonden. Immers, Zilveren Kruis heeft zich onvoldoende ingespannen [gedaagde] te bewegen verantwoording af te leggen over de ontvangen PGB gelden. Slechts een bedrag van € 9.271,65 is niet verantwoord, ter zake het resterende deel zijn bankafschriften overgelegd. Daarbij behoeft over 1,5% van het aan PGB ontvangen bedrag (€ 543,76) geen verantwoording te worden afgelegd. Tot slot voert [gedaagde] aan dat hij de brieven van Achmea nooit heeft ontvangen zodat de buitengerechtelijke incassokosten niet voor zijn rekening kunnen komen en de rente niet eerder dan vanaf datum vonnis kan worden toegekend.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [gedaagde] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2.
Ter zitting is tussen partijen niet langer in geschil dat Achmea haar vorderingen op [gedaagde] aan Zilveren Kruis heeft gecedeerd, zodat dit in rechte vaststaat.
4.3.
De rechtbank overweegt dat de toekenning van het PGB (met ingang van
1 januari 2006) plaatsvindt aan de hand van de op voornoemde datum in werking getreden Regeling subsidies AWBZ (hierna: de regeling). Deze regeling bepaalt onder meer in welke gevallen een PGB wordt verleend en welke verplichtingen op de verzoeker van het PGB rusten. Tot die verplichtingen behoort onder meer de plicht om periodiek door middel van een formulier aan het zorgkantoor verantwoording af te leggen over het gebruik van de verstrekte gelden. De artikelen 2.6.11 en 2.6.12 van de regeling bevatten regels inzake respectievelijk verleningsbeschikkingen en de intrekking en wijziging van verleningsbeschikkingen. Artikel 2.6.13 bepaalt tenslotte (onder meer) dat het zorgkantoor na elk kalenderjaar de subsidie voor dat jaar vaststelt.
4.4.
Uit de toelichting bij de regeling volgt dat er overeenkomstig de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) drie soorten beschikkingen zijn die de PGB-verstrekking regelen. De toelichting luidt op dit punt als volgt:
“Ten eerste de verleningsbeschikking, die het recht geeft op een subsidie over een bepaalde periode voor zover de daarmee te verrichten activiteiten met inachtneming van de daaraan verbonden verplichtingen worden verricht. Ten tweede de voorschotbeschikking, die bepaalt op welke wijze het verleende budget aan de verzekerde wordt bevoorschot. Ten derde de vaststellingsbeschikking, die na afloop van ieder kalenderjaar respectievelijk het einde van de subsidieperiode, wordt gegeven, en waarmee het zorgkantoor definitief het recht op en de hoogte van het budget over dat kalenderjaar respectievelijk de periode tussen 1 januari en het eind van de subsidieperiode vaststelt.”
4.5.
De door Zilveren Kruis gevorderde hoofdsom betreft het aan [gedaagde] betaalde PGB-bedrag over 2012. Zilveren Kruis stelt dat dit bedrag is uitbetaald op grond van de door Achmea gegeven, als zodanig door haar aangeduide voorlopige toekenningsbeschikking (rechtsoverweging 2.2.) en de definitieve toekenningsbeschikking (rechtsoverweging 2.3.). Deze beschikkingen betreffen verleningsbeschikkingen in de zin van artikel 2.6.11 van de regeling. De op deze verleningsbeschikkingen gebaseerde betalingen zijn naar het oordeel van rechtbank pas onverschuldigd als de onderliggende bestuursrechtelijke titel niet meer bestaat. Dat is het geval als aan de terugvordering een expliciet besluit is voorafgaan hetzij strekkende tot intrekking of wijziging (verlaging) van de subsidieverlening. Tegen een dergelijk besluit kan de verzekerde vervolgens in bezwaar en beroep komen. De door Zilveren Kruis overgelegde producties bevatten geen besluit dat strekt tot intrekking of wijziging van het verleende PGB.
4.6.
Omdat de rechtbank hetgeen onder 4.5. is overwogen pas na afloop van de zitting heeft onderkend, heeft zij dit niet ter zitting aan de orde gesteld. Alvorens nader te beslissen, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte hierover uit te laten.
4.7.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt Zilveren Kruis in de gelegenheid uiterlijk 25 juli 2018 een akte te nemen uitsluitend om te reageren op hetgeen onder 4.5. is overwogen;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] in de gelegenheid wordt gesteld uiterlijk 2 weken daarna een antwoordakte te nemen;
5.3.
houdt voor het overige iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 2872