ECLI:NL:RBROT:2018:7702

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
C/10/552684 / JE RK 18-1905
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming wijziging verblijf van bijna 18-jarige in het kader van uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 juli 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot een spoedverzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Het verzoek betrof toestemming voor wijziging van het verblijf van een bijna 18-jarige minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft het verzoek gelezen als een verzoek om een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing, aangezien [naam kind] nog niet langer dan een jaar bij de huidige zorgaanbieder verbleef. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen gronden waren om af te zien van het voorafgaand horen van de belanghebbenden, waaronder de moeder en een vertegenwoordigster van de GI. De vader was opgeroepen maar niet verschenen.

De kinderrechter heeft de feiten in overweging genomen, waaronder de problematiek rondom [naam kind], die in een zorgelijke opvoedingsomgeving is opgegroeid en te maken heeft gehad met seksueel misbruik. De GI heeft verzocht om met spoed toestemming te verlenen voor de wijziging van het verblijf naar een andere zorgaanbieder, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat er geen onmiddellijk en ernstig gevaar voor [naam kind] dreigde. Daarom is het verzoek om zonder vooraf horen van de belanghebbenden te beslissen afgewezen.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij Enver, fasegroep De Lansingh, te verlenen tot 15 oktober 2018. Tevens is er een zitting gepland op 27 september 2018 om de verdere behandeling van de zaak te bespreken. De kinderrechter heeft de GI verzocht om een rapportage te overleggen met de uitkomsten van het gesprek met de ouders en [naam kind] over de mogelijkheden voor terugplaatsing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/552684 / JE RK 18-1905
datum uitspraak: 17 juli 2018

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 15 juni 2018, ingekomen bij de griffie op 15 juni 2018.
Op 17 juli 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is: de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 15 mei 2018 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkvoorziening voor pleegzorg, te weten bij
mw. [naam] , verlengd tot 12 december 2018. Ten tijde van deze beschikking verbleef [naam kind] nog bij Yulius.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht op grond van artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) (met spoed) toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [naam kind] naar Enver, fasegroep De Lansing(h) (24-uurs / residentiële setting).
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. In de afgelopen periode is [naam kind] bij De Lansingh geplaatst, omdat deze plek op dat moment de beste oplossing was. In de weekenden is zij thuis. [naam kind] mag echter vanwege het verleden niet alleen zijn met haar vader en broer. Daarom zijn er veiligheidsafspraken gemaakt. [naam kind] heeft aangegeven dat zij een zelfstandigheidstraining wenst. Nu zij tijdens het kindgesprek met de kinderrechter heeft aangegeven naar huis te willen, is een periode van drie maanden nodig om een eerdere terugplaatsing van [naam kind] bij haar ouders te onderzoeken en passende hulp in de thuissituatie in te zetten. De optie van een zelfstandigheidstraject wordt open gehouden, omdat zij op 12 december 2018 achttien jaar zal worden.

Het standpunt van de belanghebbende

De moeder heeft ter zitting verklaard dat de ouders willen dat [naam kind] zo snel mogelijk naar huis komt en dat een nazorgplan voor zelfstandigheid wel van belang is.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265i BW behoeft de GI de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste een jaar door een ander dan de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin. Aan dit vereiste wordt in het geval van [naam kind] niet voldaan; zij woonde pas sinds kort bij mw. [naam] . De kinderrechter leest het verzoek daarom als een verzoek om een (nieuwe) machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie zorgaanbieder op basis van art. 1:265b BW.
De GI heeft verzocht het verzoek met spoed, dus zonder het vooraf horen van de belanghebbenden, toe te wijzen. Dit verzoek was niet nader onderbouwd. Daarnaast bleek uit het verzoek van bedenkingen bij de belanghebbenden tegen de hernieuwde plaatsing van [naam kind] bij De Lansingh. Aangezien de kinderrechter van oordeel was dat geen onmiddellijk en ernstig gevaar voor [naam kind] dreigde, is het verzoek om zonder vooraf horen van de belanghebbenden te beslissen, afgewezen. De zaak is voor inhoudelijke behandeling naar de zitting van vandaag verwezen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] in een zorgelijke opvoedingsomgeving is opgegroeid. [naam kind] heeft aangegeven dat er sprake is geweest van seksueel misbruik door haar vader en haar broer. Ook zijn er zorgen geweest over de opvoedvaardigheden van de ouders. Zij hebben in de opvoeding niet op één lijn gestaan. [naam kind] heeft kind-eigen problematiek. Zo heeft zij last van sombere stemmingen en suïcidale gedachten. In de zomervakantie van 2017 heeft [naam kind] een suïcidepoging gedaan.
Vanwege de zorgen verbleef [naam kind] sinds begin augustus 2017 bij Yulius.
Op 18 mei 2018 is [naam kind] vanuit de groep Mistral van Yulius in Barendrecht bij haar achternicht mw. [naam] geplaatst. Op 1 juni 2018 heeft [naam kind] op deze plek een overdosis aan medicatie ingenomen. Na een nacht opname en observatie in het Erasmus MC is [naam kind] bij de groep Mistral van Yulius ter observatie opgenomen. Op 5 juni 2018 is [naam kind] aan haar knie geopereerd. Vervolgens is zij tijdelijk op de groep Pollux van Yulius te Dordrecht geplaatst in afwachting van een vervolgplek. Een terugplaatsing in het netwerkgezin van haar achternicht [naam kind] lijkt niet meer haalbaar te zijn. Op 12 juni 2018 is [naam kind] op vrijwillige basis op de leefgroep De Lansingh van Enver geplaatst.
In de afgelopen periode heeft [naam kind] bij de jeugdbeschermer aangegeven dat zij naar zelfstandigheid wil toewerken. Tijdens het kindgesprek heeft zij echter aangegeven dat zij zodra zij de leeftijd van achttien jaar zal bereiken, naar haar ouders wil terugkeren. Mede gezien de leeftijd van [naam kind] , bijna achttien jaar, is haar mening van groot belang (zie ook art. 12 Verdrag inzake de rechten van het kind) en dient hiermee rekening te worden gehouden. Ter zitting heeft de moeder mede namens de vader verklaard dat zij de wens hebben dat [naam kind] zo spoedig als mogelijk weer thuis wordt geplaatst.
Gelet op al het vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat vooralsnog verder verblijf van [naam kind] bij Enver, te weten de fasegroep De Lansingh, in haar belang is. Er zijn immers vanwege gebeurtenissen in het verleden veiligheidsafspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat de veiligheid van [naam kind] tijdens de verlofmomenten in de thuissituatie is gewaarborgd. Nu [naam kind] op 12 december 2018 de leeftijd van achttien jaar zal bereiken, is het van belang dat de GI met de ouders en [naam kind] in gesprek gaat om te bezien of [naam kind] met een veiligheidsplan vóór haar achttiende verjaardag overeenkomstig hun wens weer bij haar ouders kan gaan wonen. Daarom zal het verzoek van de GI tot 15 oktober 2018 worden toegewezen en het overig verzochte worden aangehouden tot de hierna vermelde zittingsdatum.
De GI wordt verzocht om één week vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage aan de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) te overleggen met de uitkomsten van genoemd gesprek en het opgestelde veiligheidsplan en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij Enver, te weten fasegroep De Lansingh (residentiële setting/24-uurs), tot 15 oktober 2018;
houdt de behandeling voor het overige aan.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de GI en belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
27 september 2018 te 16:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en belanghebbenden.
Verzoekt de GI uiterlijk één week voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de belanghebbenden.
Gelast de oproeping van [naam kind] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.