ECLI:NL:RBROT:2018:7666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
10/682179-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met alcoholgebruik en letsel aan passagier

Op 7 september 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 juni 2017 te Hardinxveld-Giessendam een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die als bestuurder van een personenauto reed, had een alcoholgehalte van 2,03 milligram per milliliter bloed, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Tijdens de zitting op 24 augustus 2018 werd de tenlastelegging besproken, waarin de verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een ongeval door onvoorzichtig rijgedrag en het overschrijden van de maximumsnelheid van 60 km/uur, waarbij hij met een snelheid van 132 km/uur reed. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de naast hem zittende passagier, die een bovenbeenbreuk opliep.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De verdediging vroeg om een voorwaardelijke straf, verwijzend naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij zijn alcoholgebruik had verminderd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig had gedragen en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde een taakstraf van 200 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond een geheel voorwaardelijke ontzegging niet passend.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682179-17
Datum uitspraak: 07 september 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Raadsvrouw mr. C.R. Pirone, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaar met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs reeds was ingevorderd.

4.De verdediging

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het bewijs en de bewezenverklaring. Daarnaast heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 11 juni 2017 te Hardinxveld-Giessendam als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer
onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam en met
aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden
op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Parallelweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig is gaan rijden na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn
bloed 2,03 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg en hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet
1994, en
-hij, verdachte, (mede) door het gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde
in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle
hebben van een door hem bestuurd voertuig en dat gevaar bestond dat hij als
bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van
hem werden vereist,
ondanks voornoemde toestand (als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet
1994) een voertuig is gaan besturen en blijven besturen en
met
eenmaximale snelheid van 132 km/uur, in ieder geval met een
veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 60 km/uur
heeft gereden en
hij, verdachte (terwijl hij wist dat in het wegdek van die Parallelweg een
niveauverschil was gelegen en dit tevens door middel van bebording was
aangegeven), mede gelet op dat niveauverschil met een veel te hoge snelheid
heeft gereden en
(daardoor) bij het overrijden van dat niveauverschil met de onderzijde van het
door hem bestuurde voertuig op het wegdek is geslagen en (vervolgens) in
een slip is geraakt, waardoor het voertuig tegen een boom is gebotst,
waardoor de naast verdachte gezeten [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel
(te weten een bovenbeenbreuk) werd toegebracht,
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij,
verdachte, een krachtens de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate
heeft overschreden;
2
hij op 11 juni 2017 te Hardinxveld-Giessendam als bestuurder van
een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig
gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed
bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van
de Wegenverkeerswet 1994, 2,03 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor
de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren
verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft
plaats gevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, van genoemde wet en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgesteld maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;

2.Overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet

1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich als beginnend bestuurder zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval is veroorzaakt. Het slachtoffer, verdachtes vriend en passagier, heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenbeenbreuk, opgelopen. Daar komt bij dat de verdachte niet alleen heeft gereden met een alcoholgehalte van tienmaal de toegestane hoeveelheid, maar ook dat hij de ter plaatse geldende maximumsnelheid zeer fors heeft overschreden.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 augustus 2018 waaruit blijkt dat de verdachte tweemaal eerder met justitie en de strafrechter in aanraking is gekomen ter zake verkeersovertredingen.
8.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland te Rotterdam heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 maart 2018. De reclassering heeft gerapporteerd dat de verdachte thans inziet dat hij verkeerd gehandeld heeft, dat hij inmiddels zijn alcoholgebruik geminderd heeft en dat hij zijn leven grotendeels op orde heeft. Het recidiverisico schat zij in als laag/gemiddeld. De reclassering heeft geadviseerd om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als (extra) stok achter de deur alsmede een werkstraf.
De raadsvrouw heeft verzocht om het advies van de reclassering te volgen alsmede de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk op te leggen omdat het rijbewijs van de verdachte al ongeveer 10 maanden ingehouden is geweest door het CBR. In die periode was het voor de verdachte niet eenvoudig om dagelijks op zijn werk te komen en heeft hij soms bijzondere maatregelen moeten nemen en oplossingen moet zoeken.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij met zijn zeer onvoorzichtige, onoplettende, onachtzame en onzorgvuldige rijgedrag de mogelijke gevolgen daarvan voor medeweggebruikers kennelijk voor lief heeft genomen. De rechtbank houdt er wel rekening mee dat er geen willekeurige andere verkeersdeelnemers bij het ongeval zijn betrokken, maar dat het is gebleven bij een eenzijdig ongeval waarbij zowel het slachtoffer, een vriend van de verdachte waarmee deze al vanaf het begin van de middag op stap was, als de verdachte zelf zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
In het licht van deze omstandigheid en gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken landelijk hanteren en die in een geval als dit voorzien in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal in plaats daarvan een flinke taakstraf opleggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, zoals door de raadsvrouw bepleit, niet passend.
De rechtbank zal een deel van de op te leggen ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaar.
Het voorwaardelijk deel van de straf en maatregel heeft daarbij tevens tot doel de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden wederom dergelijk rijgedrag te vertonen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
24 maanden (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
15 (vijftien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
mr. K. Bakker en mr. W..J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2017 te Hardinxveld-Giessendam als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met
aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden
op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Parallelweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig is gaan rijden na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn
bloed 2,03 milligram, in elk geval meer dan 0,2 milligram alcohol per
milliliter bloed bedroeg en/of hij, verdachte, verkeerde in een toestand als
bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet
1994, en/of
-hij, verdachte, (mede) door het gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde
in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle
hebben van een door hem bestuurd voertuig en/of dat gevaar bestond dat hij als
bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van
hem werden vereist,
ondanks voornoemde toestand (als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet
1994) een voertuig is gaan besturen en blijven besturen en/of
met (maximale) een snelheid van ongeveer 132 km/uur, in ieder geval met een
veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 60 km/uur
heeft gereden en/of
hij, verdachte (terwijl hij wist dat in het wegdek van die Parallelweg een
niveauverschil was gelegen en dit tevens door middel van bebording was
aangegeven), mede gelet op dat niveauverschil met een veel te hoge snelheid
heeft gereden en/of
(daardoor) bij het overrijden van dat niveauverschil met de onderzijde van het
door hem bestuurde voertuig op het wegdek is geslagen en/of (vervolgens) in
een slip is geraakt, waardoor het voertuig tegen een boom is gebotst,
waardoor de naast verdachte gezeten [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel
(te weten een bovenbeenbreuk) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij,
verdachte, een krachtens de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate
heeft overschreden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juni 2017 te Hardinxveld-Giessendam als bestuurder van
een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, de Parallelweg, zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het
verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
met een (maximale) snelheid van ongeveer 132 km/uur, in ieder geval met een
veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 60 km/uur
heeft gereden en/of
hij, verdachte (terwijl hij wist dat in het wegdek van die Parallelweg een
niveauverschil was gelegen en dit tevens door middel van bebording was
aangegeven), mede gelet op dat niveauverschil met een veel te hoge snelheid
heeft gereden en/of
(daardoor) bij het overrijden van dat niveauverschil met de onderzijde van het
door hem bestuurde voertuig op het wegdek is geslagen en/of (vervolgens) in
een slip is geraakt, waardoor het voertuig tegen een boom is gebotst;
2.
hij op of omstreeks 11 juni 2017 te Hardinxveld-Giessendam als bestuurder van
een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig
gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed
bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van
de Wegenverkeerswet 1994, 2,03 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor
de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren
verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft
plaats gevonden.