4.2.1.Inleiding (vaststaande feiten)
Op 30 oktober 2017 heeft de politie – naar aanleiding van een melding van de beheerder over de mogelijke aanwezigheid van een drugslaboratorium – een onderzoek ingesteld in een vakantiehuisje aan de [adres delict] op het vakantiepark [naam vakantiepark] te Oostvoorne. Bij dit onderzoek is een inwerking zijnd drugslaboratorium (naar later blijkt gaat het om een zogenaamde cocaïnewasserij) aangetroffen. Dit vakantiehuisje is in gebruik bij de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . In het vakantiehuisje is bij de doorzoeking een groot aantal tonnen, vaten en jerrycans alsmede overige materialen, zoals bijvoorbeeld een pers, liters chemicaliën, versnijdingsmiddelen en verdovende middelen aangetroffen. In en rondom het vakantiehuisje hing een penetrante chemische lucht.
Op het moment dat ze werden aangehouden bevonden de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] zich buiten, in de directe nabijheid van het vakantiehuisje. Zodra zij de politie zagen aankomen, renden ze weg. De medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] bevonden zich op het moment van hun aanhouding in het vakantiehuisje.
4.3.1Beoordeling
Zoals hiervoor reeds is overwogen, bevond zich op 30 oktober 2017 in een vakantiehuisje aan de [adres delict] op het [naam vakantiepark] , een in werking zijnd drugslaboratorium.
Uit onderzoeken van het NFI en het LFO is komen vast te staan dat de aangetroffen chemicaliën, afvalstoffen, producten en apparatuur zijn terug te voeren tot een proces van terugwinnen van cocaïne uit dragermateriaal en het verwerken van de aldus verkregen cocaïne en het persen daarvan in blokken. Uit de onderzoeken van het NFI en het LFO is voorts gebleken dat diverse genomen monsters cocaïne bevatten. Dat er sprake is geweest van een in werking zijnde zogenaamde cocaïnewasserij staat volgens de rechtbank, gelet op alle overige aangetroffen goederen, buiten iedere twijfel vast.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen wordt vastgesteld dat de verdachte zich op de dag van aanhouding op het vakantiepark en in het vakantiehuisje bevond samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . De verklaring van de verdachte dat hij slechts met [naam medeverdachte 1] naar het vakantiepark is gegaan in verband met een toekomstige verbouwing van het vakantiehuisje, wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij, nadat hij het vakantiehuisje betrad en werd geconfronteerd met de cocaïnewasserij, rechtsomkeert maakte en vervolgens naar een nabij gelegen vakantiehuisje liep om daar het een en ander te gaan opmeten. Het geschetste scenario, waarin de verdachte na het aantreffen van een drugslaboratorium in het vakantiehuisje van een vriend, gewoon doorgaat met de bezigheden waarvoor hij daar gekomen zou zijn (het opmeten) is volgens de rechtbank onaannemelijk. Dit klemt te meer nu volgens het proces verbaal van aanhouding de verdachte tijdens zijn transport naar het politiebureau spontaan tegen de verbalisanten aangaf dat hij niets met drugs te maken had, “nog voordat wij, verbalisanten, hadden aangegeven wat er aan de hand was”.
Tegenover de verklaring van de verdachte dat hij in het huisje direct rechtsomkeert maakte, staat bovendien de verklaring van één van de aangehouden Colombiaanse mannen, de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , dat de twee Nederlandse mannen (waarvan het signalement van één mannen past bij het signalement van de verdachte) ook in het vakantiehuisje aanwezig zijn geweest en dat zij aan het kijken waren naar het mengen.
Naast de aanwezigheid van de verdachte in een werkend zijnd drugslaboratorium zijn er nog de navolgende feiten en omstandigheden die naar het oordeel van de rechtbank duiden op betrokkenheid van de verdachte bij het drugslaboratorium.
Telefonische contacten met [naam medeverdachte 1]
Uit onderzoek naar de telefoon van de verdachte blijkt dat er in de weken voorafgaand aan de aanhouding sms-contact tussen hem en de verdachte [naam medeverdachte 1] is geweest. Er wordt in deze sms-berichten gesproken over “we gaan het samen doen”, het “maken van geld” en het “samen knallen”. Daarnaast wordt door [naam medeverdachte 1] een WhatsApp-bericht gestuurd aan de verdachte waarin hem wordt gevraagd om, wanneer “hij die spanjool spreekt” de bank moet laten weghalen voordat ze daar “gezeik over krijgen”.
Volgens de verdachte gingen deze contacten over een handel in televisies met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Deze verklaring heeft hij echter op geen enkele wijze nader geconcretiseerd of onderbouwd. Reeds om die reden gaat de rechtbank daaraan voorbij.
Nu is gesteld noch gebleken dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] samen op enigerlei andere wijze activiteiten ondernamen waarmee geld verdiend werd, is de enige aannemelijke verklaring dat deze berichten gaan over de activiteiten in het vakantiehuisje.
Gezamenlijke link met Colombiaan [naam]
In het vakantiehuisje is een kwitantie aangetroffen van een moneytransfer via Western Union. Deze kwitantie stond op naam van een persoon genaamd [naam] . Onderzoek naar deze kwitantie leidde tot een tweede moneytransfer van deze persoon, waarbij hij zich klaarblijkelijk heeft moeten legitimeren. Voorts heeft hij blijkens deze kwitantie het telefoonnummer [gsm-nummer] opgegeven. Op een in het vakantiehuisje (vliering) aangetroffen telefoon die wordt toegeschreven aan de verdachte [naam medeverdachte 2] , is een foto aangetroffen van een man die grote gelijkenis vertoont met de foto op het legitimatiebewijs dat op naam staat van [naam] .
Wat verder opvalt is dat in die telefoon een foto van een blok (vermoedelijk) cocaïne is aangetroffen en dat zowel door de verdachte als door de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] veelvuldig geprobeerd is contact te leggen met het nummer [gsm-nummer] , te weten het nummer dat de Colombiaan [naam] heeft opgegeven. Klaarblijkelijk bestaat er een gemeenschappelijke link tussen de personen die zich in de vakantiewoning bevonden (hebben) te weten, de verdachte [naam medeverdachte 2] enerzijds de verdachten [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] anderzijds. Het kan volgens rechtbank geen toeval zijn dat zowel de verdachte als twee medeverdachten puur toevallig contact hebben gezocht met dezelfde (Colombiaans) persoon van wie een moneytransfer-kwitantie, een telefoonnummer en een foto op een telefoon in het vakantiehuisje zijn aangetroffen.
Foto blok cocaïne in de telefoon van de verdachte
In de telefoon van de verdachte is naast voornoemde tekstberichten een screenshot aangetroffen van een wit blok (vermoedelijk) cocaïne. Naar het oordeel van de rechtbank vertoont dit blok opvallende overeenkomsten met de foto van eenzelfde soort blok in een van de telefoons die in het vakantiehuisje is aangetroffen en die toegeschreven wordt aan de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Tevens zijn tijdens de doorzoeking in het vakantiehuisje goederen (pers en materiaal om in een geperst blok cocaïne een merkteken aan te brengen) aangetroffen die zien op het produceren van blokken cocaïne. De verklaring van de verdachte dat hij deze foto op zijn telefoon heeft binnen gekregen, hier verder niks over weet en deze uitsluitend had opgeslagen om nog uit te zoeken “wat het was”, wordt in het licht van al het voornoemde ongeloofwaardig geacht.
Tot slot
De rechtbank overweegt tot slot nog als volgt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in het vakantiehuisje op het moment van de politie inval een in werking zijnd drugslaboratorium en ongeveer 10 kilo cocaïne aanwezig was. Een dergelijk hoeveelheid cocaïne heeft een waarde van tussen een kwart en een half miljoen euro. Het is niet voorstelbaar dat een persoon of een organisatie verdovende middelen met een dergelijke waarde ongericht op transport zet zonder dat ten minste is nagedacht waar, bij wie en door wie de cocaïne uit het dragermateriaal wordt teruggewonnen. De rechtbank acht het volstrekt onwaarschijnlijk dat enkel het toeval zou hebben bepaald dat het wassen van de cocaïne gebeurde in een willekeurig vakantiehuisje op het [naam vakantiepark] . Het is bovendien niet voorstelbaar dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , die bij vonnis van heden voor betrokkenheid bij deze cocaïnewasserij wordt veroordeeld, het risico zou nemen om de verdachte zonder dat die hier enige weet van of betrokkenheid bij heeft, mee te nemen naar deze plek om daar wat opmeetwerkzaamheden te verrichten.