ECLI:NL:RBROT:2018:7484

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
10/651018-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met braak in Rotterdam

Op 16 augustus 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal met braak. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de PI Haaglanden. De officier van justitie, mr. P. Wijnands, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 5 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 mei 2018 in Rotterdam heeft geprobeerd in te breken in een woning door de achterdeur te forceren met een breekijzer of koevoet. De verdachte was op zoek naar een slaapplaats en heeft daarbij de bewoners in de woning in gevaar gebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot diefstal en heeft hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 weken. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en gediagnosticeerde psychische aandoeningen. De rechtbank heeft besloten om de straf te verlagen ten opzichte van de eis van de officier van justitie, om de terugkeer van de verdachte naar Roemenië te bespoedigen voor verdere behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/651018-18
Datum uitspraak: 16 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Haaglanden (locatie Scheveningen),
raadsvrouw mr. S. Bosmans, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 mei 2018, te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninguit een woning, gelegen aan de [adres delict] , weg te nemen goederen, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen endoor middel van braak met een breekijzer of een koevoet, de achterdeur van voornoemde woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Hij heeft de achterdeur van een studentenhuis geforceerd en is daar naar binnen gegaan. Naar eigen zeggen was hij op zoek naar een slaapplaats, wat eten en een stopcontact om zijn telefoon op te laden. De verdachte is door de bewoners in de woning aangehouden nadat hij op zijn zoektocht deuren had geopend van een paar kamers waarin bewoners lagen te slapen. Een woninginbraak is een ergerlijk feit dat bij slachtoffers vaak leidt tot een langdurig verminderd gevoel van veiligheid in hun eigen woning. Ook versterkt het de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft de verdachte de keukendeur van de woning beschadigd.
De verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de gevolgen voor anderen, maar heeft alleen maar op zijn eigen belang gelet.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juli 2018, blijkt dat de verdachte zeer recent is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Voorts blijkt uit een uittreksel uit het ECRIS (European Criminal Records Information System) dat verdachte ook in Duitsland enkele malen ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet daarop ziet de rechtbank geen aanleiding om het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest, zoals door de verdediging is verzocht.
Als strafverzwarende omstandigheid heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte zowel in Nederland als in het buitenland reeds eerder en ook zeer recent nog is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat er blijkens een overgelegde brief van stichting Barka sprake is van gediagnosticeerde psychische aandoeningen bij de verdachte. Met oplegging van een lagere straf dan is geëist door de officier van justitie wil de rechtbank de terugkeer van de verdachte naar Roemenië bespoedigen, waar hij verder behandeld zal kunnen worden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.C. Tijink, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en B.A. Cnossen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 augustus 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 08 mei 2018 om 06.29 uur, in elk geval gedurende de voor
de nachtrust bestemde tijd, te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan de [adres delict] , weg te nemen (een) goed(eren) en/of geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met een breekijzer en/of een koevoet, althans een of meer stuk(ken) gereedschap, de (achter)deur van voornoemde woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 mei 2018 te Rotterdam, om 06.29 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, te weten een woning, gelegen op/aan de [adres delict] , bij een ander, te weten bij [naam slachtoffer 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen, waarbij hij, verdachte, zich de toegang heeft verschaft door middel van braak en/of inklimming en/of zonder voorkennis van de rechthebbende en anders dan ten gevolge van vergissing is binnengekomen;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 08 mei 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk de
(achter)deur van een woning, gelegen op/aan de [adres delict] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] en/of
[naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.