Op 16 juli 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 april 2018, kort na een woninginbraak, een deel van de gestolen sieraden heeft aangeboden bij een juwelier in Rotterdam. De verdachte en zijn medeverdachte werden door onbekenden benaderd met het verzoek om de sieraden te verkopen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig waren en dat hij wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit en verklaarde het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad voor soortgelijke delicten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte bijdroeg aan een systeem van handel in gestolen goederen, wat de strafbaarheid van zijn handelen bevestigde.