ECLI:NL:RBROT:2018:7470
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing individuele inkomenstoeslag wegens onvoldoende bewijs van inkomsten uit snackkraam
Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser uit Vlaardingen en het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen. De zaak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser en zijn echtgenote ontvangen sinds 3 augustus 2015 een bijstandsuitkering en hebben op 12 september 2017 een aanvraag ingediend voor de inkomenstoeslag. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn inkomsten uit een snackkraam in de referteperiode van 12 september 2014 tot en met 12 september 2017.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en zijn echtgenote in de relevante periode wel aan de voorwaarden voldeden, maar dat er onduidelijkheid bestond over de inkomsten uit de snackkraam. Eiser had verklaard dat hij en zijn echtgenote hun inkomsten gedeeltelijk op de rekening van hun dochter hadden gestort, maar verweerder vond dat er onvoldoende objectieve en verifieerbare bewijsstukken waren overgelegd. Eiser voerde aan dat hij in 2016 wel inkomenstoeslag had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet automatisch betekent dat hij in 2017 ook recht had op de toeslag, gezien de gewijzigde referteperiode.
De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht het bezwaar van eiser ongegrond heeft verklaard, omdat de precieze hoogte van de inkomsten uit de snackkraam niet was vastgesteld en er geen volledige inzage was gegeven in die inkomsten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.