ECLI:NL:RBROT:2018:7467
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van uitkering op grond van de Wet werk en bijstand en de ontvankelijkheid van bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Willemstad, Curaçao, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft de intrekking van de uitkering van eiser op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2010. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 9 maart 2018, waarin zijn bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit van 10 mei 2012 niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, waardoor het niet in werking was getreden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de intrekking van de uitkering al was vervat in een eerder besluit van 6 oktober 2014, dat wel correct was verzonden. Eiser had tegen dit eerdere besluit al rechtsmiddelen aangewend, waardoor het bezwaar tegen het primaire besluit terecht niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.