In deze zaak heeft de vereniging van eigenaren (VvE) te Rotterdam, vertegenwoordigd door haar gemachtigde BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in persoon procedeert. De vordering betreft de betaling van achterstallige VvE-bijdragen, die de gedaagde als eigenaar van een appartement verschuldigd is. De VvE heeft bij dagvaarding van 12 februari 2018 gevorderd dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.268,39, vermeerderd met wettelijke rente, en toekomstige bijdragen van € 151,82 per maand. De gedaagde heeft de hoogte van de achterstand betwist en aangevoerd dat zij in de periode van januari 2017 tot en met maart 2018 al een bedrag van € 2.679,78 aan bijdragen heeft betaald. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de VvE de door de gedaagde gestelde betalingen heeft ontvangen en dat de vordering van € 1.268,39 toewijsbaar is. De toekomstige bijdragen zijn toegewezen tot het einde van het lopende boekjaar, en de gedaagde is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 24 augustus 2018.