ECLI:NL:RBROT:2018:735

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
10/660311-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot door het verschaffen van inlichtingen opzettelijk uitlokken van moord

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot door het verschaffen van inlichtingen opzettelijk uitlokken van moord. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzittingen van 24 oktober 2017 en 9 januari 2018 in acht genomen. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie gewijzigd, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk uitlokken van de moord op een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] door het verschaffen van inlichtingen aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam medeverdachte]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaren, maar de rechtbank oordeelde anders en legde een gevangenisstraf van 24 maanden op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot moord, waarbij hij in de periode medio mei tot en met medio juni 2017 in Capelle aan den IJssel handelingen verrichtte die gericht waren op het ombrengen van [naam slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De benadeelde partij, [naam benadeelde], heeft een schadevergoeding van € 2.000,00 toegewezen gekregen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding, die ook door de medeverdachte kan worden betaald. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/660311-17
Datum uitspraak: 23 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 24 oktober 2017 en, na heropening van het onderzoek bij tussenvonnis van 7 november 2017, op 9 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting op 24 oktober 2017 overeenkomstig de vorderingen van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.1.
Tweede wijziging tenlastelegging
Op de terechtzitting van 24 oktober 2017 is de tenlastelegging twee maal op vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tweede wijziging luidt als volgt:
dat na [naam medeverdachte] (de rechtbank leest: [naam medeverdachte] ) wordt ingevoegd “en/of [naam slachtoffer 1] , al dan niet door tussenkomst van die [naam medeverdachte] ”
De rechtbank begrijpt deze wijziging aldus dat de zinsnede “en/of [naam slachtoffer 1] , al dan niet door tussenkomst van die [naam medeverdachte] ” ook telkens op de andere plaatsen in de tenlastelegging waar de naam ‘ [naam medeverdachte] ’ voorkomt ingevoegd dient te worden.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode medio mei tot en met medio juni 2017 te Capelle aan den
IJssel,
en eldersin Nederland, heeft gepoogd om een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] , door tussenkomst van [naam medeverdachte] ,
opzettelijk door de in artikel 47, eerste lid onder 2e van het Wetboek van
Strafrecht vermelde middelen, te weten door het verschaffen van inlichtingen
te bewegen om opzettelijk en met voorbedachte raad een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven,
hebbende hij, verdachte met dat opzet:
- tegen die [naam slachtoffer 1] , door tussenkomst van die [naam medeverdachte] , gezegd dat deze die [naam slachtoffer 2] moest omleggen, en
- heeft laten weten aan die [naam slachtoffer 1] , door tussenkomst van die [naam medeverdachte] , waar die [naam slachtoffer 2] woont, en hoe die [naam slachtoffer 2] er uit ziet en in welke auto hij rijdt (door die [naam medeverdachte] een papier te geven waarop drie foto’s van die [naam slachtoffer 2] en een foto van de auto van die [naam slachtoffer 2] met daaronder een handgeschreven telefoonnummer van die [naam slachtoffer 2] en de getypte tekst:
‘Huis [adres 1] , Capelle aan den IJssel’ en ‘Kantoor: [adres 2] ’ en ‘Sportschool: [adres 3] Rotterdam’, zijnde de adressen van de woning en
hetkantoor en
desportschool van die [naam slachtoffer 2] ;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot door het verschaffen van inlichtingen opzettelijk uitlokken van moord.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft een plan beraamd om zijn ex-zwager om het leven te laten brengen. Hij heeft de medeverdachte, [naam medeverdachte] , gevraagd om iemand te zoeken die de te plannen moord kon uitvoeren. Hij heeft daartoe een aantal foto’s van het beoogde slachtoffer en zijn auto op papier gezet en daarbij adressen en het telefoonnummer van het slachtoffer vermeld. Dat papier heeft hij aan [naam medeverdachte] gegeven. [naam medeverdachte] heeft vervolgens een ander, namelijk [naam slachtoffer 1] , benaderd voor de uitvoering van het plan. Als het aan de verdachte had gelegen was het plan ook uitgevoerd en was het slachtoffer er nu niet meer geweest. Dat het slachtoffer achter de plannen is gekomen en daardoor tijdig de politie kon inschakelen, is enkel te danken aan het handelen van [naam slachtoffer 1] , die het slachtoffer heeft ingelicht.
Voor het slachtoffer was het een grote schok om erachter te komen dat iemand hem naar het leven staat. Dat maakt dat hij zich niet meer veilig kan voelen. Nadat hij in kennis was gesteld van het plan, heeft hij weken niet gewerkt en van adres naar adres gezworven, omdat hij niet thuis wilde zijn.
Het slachtoffer is 42 jaar en staat midden in het leven. Hij heeft kinderen, voor wie hij vanzelfsprekend wil blijven zorgen. Hij wil hen zien opgroeien en al hun ontwikkelingen meemaken. Het is voor het slachtoffer onbegrijpelijk dat de verdachte (oom van zijn kinderen), zijn nichtjes hun vader heeft willen ontnemen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 oktober 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het rapport. De reclassering heeft geen advies gegeven over de op te leggen straf.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Deze valt substantieel lager uit dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank de ernst van het feit anders waardeert. Wel zal die straf hoger uitvallen dan die van de medeverdachte, nu duidelijk is dat verdachte de initiator van de boze plannen was en getracht heeft zijn medeverdachte daarvoor in te zetten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde ] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.598,95 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade. Daarnaast vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 2.500,00 aan proceskosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade en tot niet-ontvankelijk verklaring voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor wat betreft de vergoeding van materiële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de installatie van camera’s geen rechtstreekse schade betreft en dat dit niet voor vergoeding in aanmerking komt. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring voor dit deel van de vordering.
Voor wat betreft de advocaatkosten heeft zij geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van € 2.000,00.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter zitting voor wat betreft de materiële schade aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een vergoeding van materiële schade gevorderd, bestaande uit
€ 3.910,72 aan kosten van de installatie van een camerasysteem en € 1.688,23 aan advocaatkosten in het voorstadium.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de installatie van de camera’s geen rechtstreekse schade oplevert als bedoeld in artikel 51f Sv en verklaart de benadeelde partij op dit punt niet-ontvankelijk.
De gevorderde ‘advocaatkosten voorstadium’ kunnen evenmin worden beschouwd als rechtstreekse schade. De rechtbank verklaart de benadeelde partij ook op dit punt niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een ander heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 mei 2017.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert proceskosten ter hoogte van € 2.500,00. Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De reeds gemaakte kosten worden conform het liquidatietarief in kantonzaken begroot op € 600,00. Voor het overige wordt dit deel van de vordering afgewezen.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt, met betrekking tot de immateriële schade van € 2.000,00, oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 46a, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde ] ( [adres benadeelde] , [woonplaats benadeelde] ), te betalen een bedrag van
€ 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 600,00, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij, [naam benadeelde ] , te betalen
€ 2.000,00(hoofdsom,
zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2.000,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in de periode medio mei tot en met medio juni 2017 te Capelle aan den
IJssel, in elk geval in Nederland, heeft gepoogd om (een) perso(o)n(en) genaamd [naam medeverdachte] en/of [naam slachtoffer 1] , al dan niet door tussenkomst van die [naam medeverdachte] ,
opzettelijk door de in artikel 47, eerste lid onder 2e van het Wetboek van
Strafrecht vermelde middelen, te weten door giften, beloften en/of misleiding
en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te bewegen om (al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen) opzettelijk en met voorbedachte raad een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven,
hebbende hij, verdachte met dat opzet:
- aan/tegen die [naam medeverdachte] en/of [naam slachtoffer 1] , al dan niet door tussenkomst van die [naam medeverdachte] gevraagd/gezegd dat deze die [naam slachtoffer 2] moest(en)
omleggen, en/of
- heeft verteld, althans laten weten aan die [naam medeverdachte] en/of [naam slachtoffer 1] , al dan niet door tussenkomst van die [naam medeverdachte] waar die [naam slachtoffer 2] woont, en/of hoe die [naam slachtoffer 2] er uit ziet en/of in welke auto hij rijdt (door die [naam medeverdachte] en/of [naam slachtoffer 1] , al dan niet door tussenkomst van die [naam medeverdachte] een papier te geven waarop drie foto’s van die [naam slachtoffer 2] en/of een foto van de auto van die [naam slachtoffer 2] met daaronder een handgeschreven telefoonnummer van die [naam slachtoffer 2] en/of de getypte tekst:
‘Huis [adres 1] , Capelle aan den IJssel ’ en/of ‘Kantoor: [adres 2] ’ en/of ‘Sportschool: [adres 3] Rotterdam’, zijnde de adressen van de woning en/of kantoor en sportschool van die [naam slachtoffer 2] ; en/of
- die [naam medeverdachte] en/of [naam slachtoffer 1] , al dan niet door tussenkomst van die [naam medeverdachte] (op voorhand en/of bij voltooiing) een geldbedrag heeft overhandigd en/of in het vooruitzicht
gesteld, en/of
- ( meermalen) met die [naam medeverdachte] en/of [naam slachtoffer 1] , al dan niet door tussenkomst van die [naam medeverdachte] telefoongesprek(ken) gevoerd
waarin die [naam medeverdachte] en/of [naam slachtoffer 1] , al dan niet door tussenkomst van die [naam medeverdachte] tegen hem, verdachte zegt:
* "Het enige wat ik denk is dat wij het zelf moeten doen", en/of
* "Deze man kunnen wij 09 juni gaan pakken, daar ben ik 100% zeker van, deze
man heeft mij ingehuurd om op het doopfeest van zijn zoontje te komen
filmen", en/of
waarin hij, verdachte tegen die [naam medeverdachte] en/of [naam slachtoffer 1] , al dan niet door tussenkomst van die [naam medeverdachte] zegt:
* "die twee mannen die bij mij thuis waren geweest, weet je toch wat ik je
vertelde, die mannen hebben bij mij geen bewijs toch, daarom, ze hebben
niets", en/of
* "het bewijs wijst niet naar mij want een ieder kan dat uitprinten", en/of
* "daarom heb ik tegen die twee mannen gezegd ik weet niet wie je bedoelt,
ik heb het een andere wending gegeven", en/of
* "er is geen enkel bewijs dat ik het ben, één fout hebben wij gemaakt om
tegen die man te zeggen dat hij een zwager is, want dat zei de politie
tegen mij";
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.