ECLI:NL:RBROT:2018:7294

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
3 september 2018
Zaaknummer
10/754508-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wapenbezit en veroordeling mensensmokkel met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mensensmokkel en wapenbezit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het wapenbezit, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wetenschap had van het gaspistool dat in zijn woning was aangetroffen. De verdachte woonde samen met zijn zoon en de rechtbank oordeelde dat het dossier onvoldoende bewijs bood voor de ontkennende verklaring van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het wapen, dat mogelijk door een vriend van zijn zoon was achtergelaten.

Wat betreft de beschuldiging van mensensmokkel, oordeelde de rechtbank dat de verdachte behulpzaam was geweest bij het verlenen van onderdak en vervoer aan illegale vreemdelingen. De verdachte had in de periode van 25 januari 2018 tot en met 17 februari 2018 twee Irakese personen vervoerd en hen onderdak geboden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat deze personen zich op illegale wijze in Nederland bevonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen auto van de verdachte verbeurd, omdat deze was gebruikt bij het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/754508-18
Datum uitspraak: 30 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.A. Willemse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 224 dagen met aftrek van het voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Feit 2

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat de verdachte weet moet hebben gehad van het gaspistool dat in zijn meterkast lag. De verdachte is de hoofdbewoner van de woning en is in die hoedanigheid in beginsel verantwoordelijk voor hetgeen zich in zijn woning afspeelt. Het dossier biedt geen ondersteuning voor de ontkennende verklaring van de verdachte.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte geen weet heeft gehad van het gaspistool in zijn woning. Het wapen was waarschijnlijk van een vriend van zijn zoon. Die vriend heeft aan de verdachte gevraagd of hij het wapen voor hem wilde bewaren. Toen de verdachte dit weigerde, moet die vriend het wapen op een later moment in de woning hebben neergelegd. Daarnaast is het wapen aangetroffen in de meterkast, een plek waar de verdachte niet vaak komt, en heeft niet alleen de verdachte toegang tot de woning.
4.1.3.
Beoordeling
De verdachte woonde ten tijde van het tenlastegelegde samen met zijn zoon. Daarnaast werd zijn woning - gezien de politiecontrole in zijn woning op 25 januari 2018 - ook door anderen gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte weet heeft gehad van de aanwezigheid van het gaspistool in zijn woning.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 2 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Feit 1
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Het tenlastegelegde kan niet worden bewezen verklaard. Uit het dossier blijkt niet dat aan de juistheid van de verklaring van de verdachte moet worden getwijfeld. De verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte] dat hij de verdachte op de dag van de aanhouding al drie weken kende en dat hij die periode bij de verdachte in huis heeft verbleven, wordt niet ondersteund door bewijs.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten staan niet ter discussie.
In de nacht van 16 op 17 februari 2018 is de verdachte samen met drie anderen in een auto aangehouden op de [plaats delict] in het havengebied van Rotterdam. De verdachte was de bestuurder van de auto. Zijn drie passagiers konden zich niet legitimeren. Later bleken zij te zijn [naam passagier 1] , [naam passagier 2] en de medeverdachte [naam medeverdachte] . [naam passagier 1] en [naam passagier 2] bleken de Irakese nationaliteit te hebben. In de auto werden telefoons, een TomTom navigatiesysteem, een koevoet, een mes en een kniptang aangetroffen.
[naam passagier 2] was op 25 januari 2018 aanwezig in de woning van de verdachte, toen daar bij een politiecontrole - naast de medeverdachte en de zoon van de verdachte - vijf personen met de Irakese nationaliteit werden aangetroffen. In de woning werden politiedocumenten op naam van [naam passagier 2] gevonden. Op 19 januari 2018 werd [naam passagier 2] , samen met de op 25 januari 2018 tevens in de woning van de verdachte aanwezige [naam 1] , aangetroffen in een vrachtwagen in het havengebied van Amsterdam. Ook op 14 februari 2018 werd [naam passagier 2] , samen met twee andere Irakezen die op 25 januari 2018 in de woning van de verdachte aanwezig waren, in een vrachtwagen gevonden.
Uit de historische gegevens van de telefoon van [naam passagier 2] blijkt dat deze telefoon op 14 februari 2018 om 02:14 uur een zendmast aanstraalde aan het Afrikaanderplein in Rotterdam en om 02:49 uur een zendmast op de Lotsweg in Den Hoorn. Het Afrikaanderplein ligt in de nabije omgeving van de woning van de verdachte aan de [adres verdachte] in Rotterdam en de Lotsweg ligt direct naast parkeerplaats Peulwijk in Den Hoorn. Peulwijk staat – zo blijkt uit het dossier – bekend als een ‘inklimlocatie’. De telefoon van de verdachte zelf is op 7 februari 2018 uitgepeild in de nabijheid van de deze parkeerplek, op dezelfde dag dat [naam 1] op die plek in een vrachtwagen werd aangetroffen.
Uit de historische gegevens van de telefoon van [naam passagier 2] blijkt daarnaast dat deze telefoon op 16 februari 2018 om 22:31 uur een zendmast aanstraalde op het Afrikaanderplein en op 17 februari 2018 om 11:22 een zendmast op de Wevershoek in Rotterdam, in de nabijheid van politiebureau Zuidplein, waar [naam passagier 2] na zijn aanhouding naar toe is gebracht.
[naam passagier 2] heeft verklaard dat hij vanuit Calais via Nederland naar het Verenigd Koninkrijk wilde reizen.
Verklaringen van anderen
[naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij sinds zijn aankomst in Nederland in de woning van de verdachte heeft verbleven. Die verklaring vindt steun in de historische gegevens van zijn telefoon (Samsung) met nummer #597. Dat nummer werd voor het eerst gebruikt op 20 januari 2018. Op 24 en 28 januari 2018 en op 7, 11 en 16 februari (om 23:13 uur) 2018 straalde de telefoon van [naam medeverdachte] aan op het Afrikaanderplein in Rotterdam. Voorts bevond hij zich op 25 januari 2018 tijdens de controle in de woning van de verdachte. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij zichzelf terug wilde smokkelen naar Engeland. Omdat hij geen identiteitspapieren heeft, kon dit niet op een legale manier.
Garagehouder [naam garagehouder] heeft verklaard dat hij [naam passagier 1] twee keer in het gezelschap van de verdachte heeft gezien toen zij bij zijn autogarage waren.
Verklaring van de verdachte
Door de verdediging is aangevoerd dat een persoon die zichzelf [naam 2] noemt de verdachte heeft gevraagd een aantal personen te helpen. Toen de verdachte dit weigerde en hij [naam 2] de volgende dag bij de garage van [naam garagehouder] wederom tegenkwam, is hij onder bedreiging gedwongen drie voor hem onbekende passagiers in de nacht van 16 op 17 februari 2018 van restaurant [naam restaurant] in Rotterdam naar Den Haag te brengen. De bedreiging bestond uit het tonen van wapens in de kofferbak van de Ford Mondeo met Engels kenteken van [naam 2] .
Tijdens de rit van [naam restaurant] naar Den Haag viel het de verdachte op dat een van de passagiers, medeverdachte [naam medeverdachte] , telefonisch contact had met [naam 2] . De verdachte leidde hieruit af dat de mannen geen papieren hadden, terwijl tegen hem was gezegd dat deze in het woonhotel in Den Haag zouden liggen. Omdat hij bang was voor de consequenties, is de verdachte doorgereden. Hij heeft er voor gekozen het havengebied van Rotterdam in te rijden in plaats van zijn weg naar Den Haag te vervolgen. Toen hij een voertuig lijkend op een politieauto tegenkwam, heeft hij een rare manoeuvre gemaakt om op te vallen en staande te worden gehouden en om zo een einde te maken aan de situatie waarin hij was beland. Vervolgens is hij aangehouden.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de verdachte op de route van Rotterdam naar Den Haag in het havengebied terecht is gekomen om daar op te vallen voor de politie. Als het doel van de verdachte was geweest om op te vallen en in contact te komen met de politie, dan had hij dit op andere plekken in Rotterdam en onderweg naar Den Haag beter kunnen bereiken dan op een stil haventerrein. Daarnaast is uit het onderzoek aan de TomTom van de verdachte gebleken dat daarin de Eemnesweg in Rotterdam als recente locatie stond. Deze weg is een zijstraat van de [plaats delict] waar de verdachte is aangehouden. Het betreft een locatie waar zich bedrijven bevinden waar goederen onder douanetoezicht staan.
De verdachte heeft verklaard dat hij de drie personen die bij hem in de auto zijn aangetroffen, nog niet eerder had gezien. Uit de hierboven vermelde telefoongegevens en onderzoeken blijkt echter dat de verdachte voor 17 februari 2018 aan [naam passagier 2] en [naam passagier 1] te linken is omdat zij òf in zijn huis verbleven òf met hem samen naar de autogarage van [naam garagehouder] kwamen. Daarnaast maken deze gegevens het aannemelijk dat de verdachte op de avond van de aanhouding in ieder geval met [naam medeverdachte] en [naam passagier 2] in zijn auto van huis is vertrokken.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte te wisselend is en geen steun vindt in het dossier en deze wordt om die reden niet aannemelijk geacht.
Conclusie
Gelet op de uiterlijke verschijning van de aanhouding van de verdachte en de omstandigheden zoals die hierboven zijn weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat de personen in zijn auto op 17 februari 2018 een duidelijk doel hadden, namelijk het inklimmen in een vrachtwagen om zichzelf op illegale wijze naar een ander land te laten vervoeren. De verdachte is hierbij behulpzaam geweest door [naam passagier 2] onderdak te verlenen en [naam passagier 2] en [naam passagier 1] te vervoeren. [1]
Winstbejag
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het winstbejag niet bewezen. De officier van justitie heeft erop gewezen dat [naam passagier 1] en [naam passagier 2] geld bij zich hadden toen zij werden aangehouden, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot winstbejag bij de verdachte te concluderen. Het ligt voor de hand dat de gesmokkelden moesten betalen aan smokkelaars, maar het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat de verdachte op eigen verrijking uit was.
Medeplegen
De verdachte zal voorts worden vrijgesproken van het plegen in vereniging, nu de medeverdachte bij vonnis van heden wordt vrijgesproken. Van andere strafrechtelijk te duiden medeplegers is onvoldoende gebleken.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2018 tot en met 17 februari 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
2 ( twee)personen met de Irakese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of
inlichtingen heeft verschaft
door
- bovengenoemde personen te vervoeren door Nederland, en/of
- bovengenoemde personen onderdak te verschaffen in zijn woning
en (aldus) het verblijf in en/of de toegang tot en/of het transport en de
doorreis door Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk van die bovengenoemde
personen georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefaciliteerd;
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen
had te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
mensensmokkel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden dan ook, hun eigen land willen verlaten op illegale wijze naar een veelal Westers land getransporteerd. De smokkelaars maken daarbij gebruik van de afhankelijkheid van deze personen door voor het transport geld te vragen, waarbij het soms om grote bedragen gaat. De internationaal georganiseerde smokkel van vreemdelingen is een fenomeen dat afbreuk doet aan de waardigheid van de mens, die als koopwaar wordt behandeld. Door op deze manier te handelen heeft de verdachte bovendien het beleid van de betrokken overheden om een gereguleerd asielbeleid te voeren ondermijnd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juli 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurd­verklaring, passend en geboden.

8. In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen auto aan de verdachte terug te geven.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto zal worden verbeurd verklaard, omdat het bewezen feit met behulp van dit voorwerp is begaan en het voorwerp aan de verdachte toebehoort.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1: de personenauto van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2018 tot en met 17 februari 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
een of ander of anderen, te weten 2 (twee), althans één of meer perso(o)n(en)
met de Irakese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of
inlichtingen heeft verschaft
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of
inlichtingen heeft verschaft
door
- bovengenoemde perso(o)n(en) te vervoeren door Nederland, en/of
- bovengenoemde perso(o)n(en) onderdak te verschaffen in zijn woning/de woning
van medeverdachte(n)
en (aldus) het verblijf in en/of de toegang tot en/of het transport en de
doorreis door Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk van die bovengenoemde
perso(o)n(en) georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefaciliteerd;
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2018 te Rotterdam een of meer wapens van
categorie III, te weten een gaspistool, voorhanden heeft gehad;

Voetnoten

1.Of de verdachte ook [naam medeverdachte] behulpzaam was, kan in het midden blijven omdat dit niet onder de tenlastelegging valt.