4.2.2.Beoordeling
De volgende feiten staan niet ter discussie.
In de nacht van 16 op 17 februari 2018 is de verdachte samen met drie anderen in een auto aangehouden op de [plaats delict] in het havengebied van Rotterdam. De verdachte was de bestuurder van de auto. Zijn drie passagiers konden zich niet legitimeren. Later bleken zij te zijn [naam passagier 1] , [naam passagier 2] en de medeverdachte [naam medeverdachte] . [naam passagier 1] en [naam passagier 2] bleken de Irakese nationaliteit te hebben. In de auto werden telefoons, een TomTom navigatiesysteem, een koevoet, een mes en een kniptang aangetroffen.
[naam passagier 2] was op 25 januari 2018 aanwezig in de woning van de verdachte, toen daar bij een politiecontrole - naast de medeverdachte en de zoon van de verdachte - vijf personen met de Irakese nationaliteit werden aangetroffen. In de woning werden politiedocumenten op naam van [naam passagier 2] gevonden. Op 19 januari 2018 werd [naam passagier 2] , samen met de op 25 januari 2018 tevens in de woning van de verdachte aanwezige [naam 1] , aangetroffen in een vrachtwagen in het havengebied van Amsterdam. Ook op 14 februari 2018 werd [naam passagier 2] , samen met twee andere Irakezen die op 25 januari 2018 in de woning van de verdachte aanwezig waren, in een vrachtwagen gevonden.
Uit de historische gegevens van de telefoon van [naam passagier 2] blijkt dat deze telefoon op 14 februari 2018 om 02:14 uur een zendmast aanstraalde aan het Afrikaanderplein in Rotterdam en om 02:49 uur een zendmast op de Lotsweg in Den Hoorn. Het Afrikaanderplein ligt in de nabije omgeving van de woning van de verdachte aan de [adres verdachte] in Rotterdam en de Lotsweg ligt direct naast parkeerplaats Peulwijk in Den Hoorn. Peulwijk staat – zo blijkt uit het dossier – bekend als een ‘inklimlocatie’. De telefoon van de verdachte zelf is op 7 februari 2018 uitgepeild in de nabijheid van de deze parkeerplek, op dezelfde dag dat [naam 1] op die plek in een vrachtwagen werd aangetroffen.
Uit de historische gegevens van de telefoon van [naam passagier 2] blijkt daarnaast dat deze telefoon op 16 februari 2018 om 22:31 uur een zendmast aanstraalde op het Afrikaanderplein en op 17 februari 2018 om 11:22 een zendmast op de Wevershoek in Rotterdam, in de nabijheid van politiebureau Zuidplein, waar [naam passagier 2] na zijn aanhouding naar toe is gebracht.
[naam passagier 2] heeft verklaard dat hij vanuit Calais via Nederland naar het Verenigd Koninkrijk wilde reizen.
Verklaringen van anderen
[naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij sinds zijn aankomst in Nederland in de woning van de verdachte heeft verbleven. Die verklaring vindt steun in de historische gegevens van zijn telefoon (Samsung) met nummer #597. Dat nummer werd voor het eerst gebruikt op 20 januari 2018. Op 24 en 28 januari 2018 en op 7, 11 en 16 februari (om 23:13 uur) 2018 straalde de telefoon van [naam medeverdachte] aan op het Afrikaanderplein in Rotterdam. Voorts bevond hij zich op 25 januari 2018 tijdens de controle in de woning van de verdachte. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij zichzelf terug wilde smokkelen naar Engeland. Omdat hij geen identiteitspapieren heeft, kon dit niet op een legale manier.
Garagehouder [naam garagehouder] heeft verklaard dat hij [naam passagier 1] twee keer in het gezelschap van de verdachte heeft gezien toen zij bij zijn autogarage waren.
Verklaring van de verdachte
Door de verdediging is aangevoerd dat een persoon die zichzelf [naam 2] noemt de verdachte heeft gevraagd een aantal personen te helpen. Toen de verdachte dit weigerde en hij [naam 2] de volgende dag bij de garage van [naam garagehouder] wederom tegenkwam, is hij onder bedreiging gedwongen drie voor hem onbekende passagiers in de nacht van 16 op 17 februari 2018 van restaurant [naam restaurant] in Rotterdam naar Den Haag te brengen. De bedreiging bestond uit het tonen van wapens in de kofferbak van de Ford Mondeo met Engels kenteken van [naam 2] .
Tijdens de rit van [naam restaurant] naar Den Haag viel het de verdachte op dat een van de passagiers, medeverdachte [naam medeverdachte] , telefonisch contact had met [naam 2] . De verdachte leidde hieruit af dat de mannen geen papieren hadden, terwijl tegen hem was gezegd dat deze in het woonhotel in Den Haag zouden liggen. Omdat hij bang was voor de consequenties, is de verdachte doorgereden. Hij heeft er voor gekozen het havengebied van Rotterdam in te rijden in plaats van zijn weg naar Den Haag te vervolgen. Toen hij een voertuig lijkend op een politieauto tegenkwam, heeft hij een rare manoeuvre gemaakt om op te vallen en staande te worden gehouden en om zo een einde te maken aan de situatie waarin hij was beland. Vervolgens is hij aangehouden.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de verdachte op de route van Rotterdam naar Den Haag in het havengebied terecht is gekomen om daar op te vallen voor de politie. Als het doel van de verdachte was geweest om op te vallen en in contact te komen met de politie, dan had hij dit op andere plekken in Rotterdam en onderweg naar Den Haag beter kunnen bereiken dan op een stil haventerrein. Daarnaast is uit het onderzoek aan de TomTom van de verdachte gebleken dat daarin de Eemnesweg in Rotterdam als recente locatie stond. Deze weg is een zijstraat van de [plaats delict] waar de verdachte is aangehouden. Het betreft een locatie waar zich bedrijven bevinden waar goederen onder douanetoezicht staan.
De verdachte heeft verklaard dat hij de drie personen die bij hem in de auto zijn aangetroffen, nog niet eerder had gezien. Uit de hierboven vermelde telefoongegevens en onderzoeken blijkt echter dat de verdachte voor 17 februari 2018 aan [naam passagier 2] en [naam passagier 1] te linken is omdat zij òf in zijn huis verbleven òf met hem samen naar de autogarage van [naam garagehouder] kwamen. Daarnaast maken deze gegevens het aannemelijk dat de verdachte op de avond van de aanhouding in ieder geval met [naam medeverdachte] en [naam passagier 2] in zijn auto van huis is vertrokken.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte te wisselend is en geen steun vindt in het dossier en deze wordt om die reden niet aannemelijk geacht.
Conclusie
Gelet op de uiterlijke verschijning van de aanhouding van de verdachte en de omstandigheden zoals die hierboven zijn weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat de personen in zijn auto op 17 februari 2018 een duidelijk doel hadden, namelijk het inklimmen in een vrachtwagen om zichzelf op illegale wijze naar een ander land te laten vervoeren. De verdachte is hierbij behulpzaam geweest door [naam passagier 2] onderdak te verlenen en [naam passagier 2] en [naam passagier 1] te vervoeren.
Winstbejag
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het winstbejag niet bewezen. De officier van justitie heeft erop gewezen dat [naam passagier 1] en [naam passagier 2] geld bij zich hadden toen zij werden aangehouden, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot winstbejag bij de verdachte te concluderen. Het ligt voor de hand dat de gesmokkelden moesten betalen aan smokkelaars, maar het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat de verdachte op eigen verrijking uit was.
Medeplegen
De verdachte zal voorts worden vrijgesproken van het plegen in vereniging, nu de medeverdachte bij vonnis van heden wordt vrijgesproken. Van andere strafrechtelijk te duiden medeplegers is onvoldoende gebleken.