ECLI:NL:RBROT:2018:720

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2018
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
10/742113-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuld in de zin van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 1 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, wat heeft geleid tot een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel voor een fietser. De verdachte, die op 14 december 2016 te Rotterdam als bestuurder van een personenauto reed, negeerde een rood verkeerslicht en reed rechtdoor op een kruising terwijl hij een fietser over het hoofd zag die groen licht had. De fietser raakte zwaar gewond door de aanrijding, met onder andere kneuzingen van hersenweefsel en breuken in het gezicht als gevolg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende oplettend was en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer niet heeft genomen. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden passend was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en dat hij zich verantwoordelijk voelde voor het ongeval.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij het ongeval heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel voor de fietser. De uitspraak benadrukt het belang van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/742113-17
Datum uitspraak: 1 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.A.R. Dijkers, advocaat te Hellevoetsluis.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, waarbij sprake is van schuld in de zin van aanmerkelijk onvoorzichtig rijden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten last gelegde omdat de verdachte weliswaar door het rode stoplicht van rechtdoor is gereden, maar niet kon vermoeden of verwachten dat hij door zijn handelen andere weggebruikers in gevaar bracht. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De verdachte stond bij de kruising van de Vondelingenweg met de Hoefsmidstraat voorgesorteerd voor linksaf. Toen het stoplicht naar links op groen sprong, is hij opgetrokken en rechtdoor de kruising overgereden terwijl het verkeerslicht voor recht doorgaand verkeer op rood stond. De verdachte heeft daarbij niet goed opgelet want hij heeft niet opgemerkt dat hij een fietsersoversteekplaats naderde alwaar een fietser net begonnen was aan een oversteek. De verdachte heeft de fietser vervolgens aangereden. Gelet op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet en is zij daarom, anders dan de raadsman, van oordeel dat het ongeval aan verdachtes schuld te wijten is.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 december 2016 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Vondelingenweg en de Hoefsmidstraat,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, zich bevond op een rijstrook bestemd voor het links afslaande verkeer,
die kruising rechtdoor is gaan oversteken, terwijl het verkeerslicht voor die rijrichting rood licht uitstraalde en
niet heeft opgemerkt dat een fietser (inmiddels) doende was die kruising via een brom-/fietsersoversteekplaats van rechts naar links (gezien vanuit verdachtes rijrichting) over te steken, terwijl deze fietser groen licht had en
die fietser niet heeft laten voorgaan en
(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, die daardoor ten val is gekomen, waardoor die fietser, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel
(te weten kneuzing van hersenweefsel en breuken in jukbeen, oogkas, kaakholte en kaak) werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig gereden, zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven, waardoor hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt met een fietser. Door dit ongeval heeft slachtoffer een kneuzing in het hersenweefsel en meerdere breuken in zijn gezicht opgelopen. Het slachtoffer is geopereerd, heeft een aantal dagen in het ziekenhuis gelegen en ook daarna nog last gehad van verschillende lichamelijke klachten.
Bij het bepalen van de straf wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor strafoplegging. Deze oriëntatiepunten nemen in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel tot uitgangspunt een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gedurende zes maanden.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich verantwoordelijk voelt voor wat er is gebeurd en hij ook direct contact heeft gezocht met het slachtoffer en diens familie.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en of justitie in aanraking is gekomen. Bovendien is rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak, het feit dat de verdachte voor zijn werk zijn rijbewijs nodig heeft en dat de lichtste schuldvariant van artikel 6 van de Wegenverkeerswet bewezen is verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf van 60 uren de ernst van het bewezen verklaarde feit voldoende tot uitdrukking brengt. Zoals ook geëist door de officier van justitie, zal de rechtbank de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen geheel voorwaardelijk opleggen. Met de voorwaardelijke straf beoogt de rechtbank tevens de verdachte ervan te doordringen in de toekomst de grootst mogelijke voorzichtigheid in het verkeer in acht te nemen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en A. van Luijck, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 december 2016 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Vondelingenweg en de
Hoefsmidstraat, althans op één van deze wegen,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, zich bevond op een rijstrook bestemd voor het links afslaande verkeer,
die kruising rechtdoor is gaan oversteken, terwijl het verkeerslicht voor die rijrichting rood licht uitstraalde en/of
niet heeft opgemerkt dat een fietser (inmiddels) doende was die kruising via een brom-/fietsersoversteekplaats van rechts naar links (gezien vanuit verdachtes rijrichting) over te steken, terwijl deze fietser groen licht had en/of
die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, die daardoor ten val is gekomen, waardoor die fietser, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel
(te weten kneuzing van hersenweefsel en breuken in jukbeen, oogkas, kaakholte en kaak) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2016 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Vondelingenweg en de
Hoefsmidstraat, althans op één van deze wegen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl hij, verdachte, zich bevond op een rijstrook bestemd voor het links afslaande verkeer, die kruising rechtdoor is gaan oversteken, terwijl het verkeerslicht voor die rijrichting rood licht uitstraalde en/of
niet heeft opgemerkt dat een fietser (inmiddels) doende was die kruising via een brom-/fietsersoversteekplaats van rechts naar links (gezien vanuit verdachtes rijrichting) over te steken, terwijl deze fietser groen licht had en/of
die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser.
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)