ECLI:NL:RBROT:2018:718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2018
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
10/960238-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne

Op 1 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die opzettelijk behulpzaam is geweest bij het voorhanden hebben van 1015,46 kilogram cocaïne. De verdachte, een bekende DJ, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 december 2015 medeverdachten naar een loods in Raamsdonksveer heeft vervoerd, waar de cocaïne werd aangetroffen. De verdachte heeft ontkend te weten dat hij betrokken was bij de handel in verdovende middelen, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren, gezien het bewijs van berichtenverkeer en zijn eerdere betrokkenheid bij soortgelijke activiteiten. De officier van justitie had vrijspraak van het primair ten laste gelegde geëist, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van dit deel en verklaarde het subsidiaire feit bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen Blackberry verbeurd verklaard, aangezien deze is gebruikt bij het bewezen feit. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, omdat de gronden daarvoor niet meer aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960238-15
Datum uitspraak: 1 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.A. Boersma, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Vreugdenhil heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van voorarrest;
opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering subsidiaire feit
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. De verdachte heeft niet meer gedaan dan [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] afzetten bij de loods aan de [adres delict] te Raamsdonkveer. Hij heeft [naam medeverdachte 1] even later naar de Praxis gereden om een betonschaar te halen. De verdachte was in de veronderstelling dat er in de loods computerspullen gesjouwd moesten worden, maar heeft daar op het laatste moment van af gezien omdat hij aan het werk moest. De verdachte had geen wetenschap van de verdovende middelen die in de container in de loods zijn aangetroffen, hij is daar ook niet binnen geweest.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 21 december 2015 [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] naar de loods aan de [adres delict] te Raamsdonkveer heeft gebracht. Hierna is de verdachte met [naam medeverdachte 1] nog op en neer gereden naar de Praxis, waarna de verdachte hem bij de loods heeft afgezet en is weggereden. Even later heeft in de loods een inval plaatsgevonden waarbij 1015,46 kilo cocaïne is aangetroffen in een container die in de loods stond. [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zijn ter plaatse aangehouden en beiden zijn bij vonnis van 6 oktober 2016 veroordeeld voor het aanwezig hebben van de 1015,46 kilo cocaïne.
Zowel [naam medeverdachte 1] als de verdachte hadden een PGP telefoon in gebruik die in beslag is genomen. De PGP telefoon van [naam medeverdachte 1] is nader onderzocht en uitgelezen door het NFI en door de politie. Hieruit is gebleken dat de telefoon op 7 december 2015 in gebruik is genomen. [naam medeverdachte 1] is de gebruiker van het account c.q. de gebruikersnaam My mail. Uit de inhoud van de gesprekken die op de PGP telefoon van [naam medeverdachte 1] vanaf dit account zijn verzonden kan worden opgemaakt dat hij zich bezig hield met de handel in verdovende middelen. Zo wordt er gesproken over transporten, het leeghalen van containers en pakketten. Kennelijk gaat er veel geld om bij deze handel want er wordt over grote geldbedragen gesproken die [naam medeverdachte 1] ontvangt voor zijn werkzaamheden.
Op 20 december 2015 vindt er berichtenverkeer plaats tussen het account van [naam medeverdachte 1] en het account met de gebruikersnaam ‘ [accountnaam 1] ’. De verdachte heeft verklaard dat de berichten vanaf het account ‘ [accountnaam 1] ’ door hem zijn verzonden. [naam medeverdachte 1] laat op die dag aan de verdachte weten dat zij op 21 december 2015 voor niemand bereikbaar zijn, omdat zij gaan werken. De verdachte vraagt of [naam medeverdachte 1] dat niet wat eerder had kunnen zeggen, waarop [naam medeverdachte 1] antwoordt dat als hij niet wil gaan, hij dat moet zeggen. De verdachte zegt vervolgens ‘Wat???!! Ik moet gaan!! Kan ik alles weer in mijn huisje steken!!!’ Vervolgens vraagt de verdachte nog of het wel met hetzelfde team is. [naam medeverdachte 1] zegt tegen de verdachte dat hij zich nergens zorgen over hoeft te maken, omdat hij rent en alles regelt en dat de verdachte ook wat geld weg moet zetten. De verdachte antwoord hierop ‘ik wil nog 10k aan mijn huis doen en daarna nog 15 k aan mijn studio. De rest gaat weg’.
Op 21 december 2015 stuurt [naam medeverdachte 1] vervolgens een bericht aan de verdachte met de mededeling dat de verdachte op moet schieten met zijn (werk) kleren aantrekken, werkspullen meenemen en dat de verdachte een betonschaar moet kopen omdat ‘dat ding er al af is en alleen nog opgehaald moet worden’.
Uit het berichtenverkeer tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] maakt de rechtbank op dat de verdachte al eerder een dergelijke klus heeft gedaan samen met [naam medeverdachte 1] . De verdachte vraagt immers of het weer met hetzelfde team gaat gebeuren en hij stelt verder geen vragen over wat ze gaan doen en wat er van hem wordt verwacht. Kennelijk is hem dat duidelijk. Ook was hem kennelijk niet onbekend welke werkkleren hij voor de gelegenheid aan moest trekken en welke werkspullen hij mee moest nemen, want de verdachte stelt ook hier geen enkele vraag over. Verder laat de conversatie geen andere interpretatie over dan dat er een flinke vergoeding tegenover de klus staat, nu de verdachte spreekt over geldbedragen: 10k en 15k. ‘K’ staat naar algemeen bekend is voor duizend; de verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben het dus over 25.000 euro, die de verdachte ‘weer’ in zijn huis en studio kan steken. En het gaat om een groter bedrag dan 25.000 euro, want ‘de rest gaat weg’. Gelet op deze feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de verdachte wist dat [naam medeverdachte 1] zich met de handel in cocaïne bezig hield en dat ‘het werk’ dat hij moest doen betrekking had op cocaïne.
De verklaring van de verdachte dat hij er vanuit ging dat [naam medeverdachte 1] zich bezighield met computerspullen is in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verdachte hierover pas heeft verklaard in zijn verhoor op 12 oktober 2016, nadat de rechtbank in de zaak tegen [naam medeverdachte 1] heeft vastgesteld dat de verdachte de gebruiker is geweest van het PGP-account ‘ [accountnaam 1] ’.
De verklaring van de verdachte dat hij alleen [naam medeverdachte 1] en de anderen had weggebracht en na het tochtje naar de Praxis naar huis ging, acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig. Uit het berichtenverkeer op de PGP van [naam medeverdachte 1] blijkt namelijk het volgende (p. 575 van het dossier, doorgenummerd):
My mail- [accountnaam 2] : ik heb die sleutels nodig waar ben je???
[accountnaam 2] - My mail: Vriend je valt in herhaling Ben dordt
My mail- [accountnaam 2] : Waar in dord ik stuur [voornaam verdachte] naar je toe geef adres staat hy daar
kan ken je hem die bus sleutels geven
[accountnaam 2] - My mail: [straatnaam] bij jumbo
Bij de doorzoeking van de auto waarin de verdachte op 21 december 2015 werd aangehouden bleek dat het navigatiesysteem nog actief was met het adres [straatnaam] Dordrecht als bestemming. Het heeft er dus alle schijn van dat de verdachte op weg was naar de [straatnaam] in Dordrecht om bij ‘ [accountnaam 2] ’ sleutels van ‘de bus’ op te halen.
4.2.3.
Conclusie
Gezien de door de verdachte verrichte gedragingen, het vervoeren van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] naar de loods waar de cocaïne zich bevond en het vervoeren van [naam medeverdachte 1] naar de Praxis voor de aankoop van een betonschaar, is de verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk behulpzaam geweest tot het voorhanden hebben van 1015,46 kilogram cocaïne.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] op 21 december 2015 te Raamsdonksveer,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig hebben gehad,
1015,46 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op of omstreeks 21 december 2015 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] te vervoeren naar een loods aan de [adres delict] te Raamsdonksveer en die [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aldaar af te zetten en
- ( vervolgens) met die [naam medeverdachte 1] te rijden naar de Praxis om een betonschaar te halen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest tot het aanwezig hebben van ruim 1000 kilo cocaïne. Cocaïne is een stof die schadelijk is voor de gezondheid van personen. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De handel in harddrugs dient dan ook krachtig te worden bestreden. De verdachte heeft zich echter enkel laten leiden door het oogmerk van financieel gewin. Dan is een gevangenisstraf passend en geboden.
Dit laatste klemt te meer, nu de verdachte een bekende, internationale DJ is, met een inkomen waarvan hij, naar eigen zeggen goed kan rondkomen. De raadsman heeft aangevoerd dat de Nederlandse politie informatie uit het strafrechtelijke onderzoek met een Amerikaanse opsporingsdienst heeft gedeeld, die de verdachte in een val heeft gelokt om hem als informant te recruteren. De verdachte heeft geweigerd mee te werken, met als gevolg dat zijn werkvergunning voor de Verenigde Staten is ingetrokken en hij op een zogenoemde ‘no fly-list’ terecht is gekomen, waardoor hij ernstig wordt belemmerd in zijn werk. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan het verhaal van de verdachte. Maar anders dan de raadsman heeft betoogd, zal dit niet in strafmatigende zin meewerken. Het toont eens te meer aan dat de verdachte in zijn positie zich verre had moeten houden van het leeghalen van containers met cocaïne.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan, als gezegd, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat alleen is bewezenverklaard dat de verdachte mededaders heeft vervoerd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Blackberry verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen Blackberry zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. Het bewezen feit is met behulp van dit
voorwerp begaan.

9.Voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank zal de schorsing niet opheffen, nu zij van oordeel is dat de gronden, die tot het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte hebben geleid, thans, meer dan twee jaar na het begaan van het feit, niet meer (in voldoende mate) aanwezig zijn. De voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 33 en 48 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het subsidiaire feit:
de op de beslaglijst onder 1 genoemde Blackberry;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en A. van Luijck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 december 2015 te Raamsdonkveer, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(ongeveer) 1015,46 kilogram, in elk geval grote een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 4] en/of [naam medeverdachte 2] op of
omstreeks 21 december 2015 te Raamsdonksveer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
(ongeveer) 1015,46 kilogram, in elk geval grote een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op of omstreeks 21 december 2015 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
door
-die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] te vervoeren naar een loods aan de
[adres delict] te Raamsdonksveer en/of die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2]
aldaar af te zetten en/of
-(vervolgens) met die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] te rijden naar de
Praxis om een betonschaar te halen;
art 48 sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet