ECLI:NL:RBROT:2018:7131
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verklaring van geen gevaar op grond van Wet Bopz
In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 27 augustus 2018, werd een verzoek afgewezen dat was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoek was gericht op het verkrijgen van een verklaring dat betrokkene, die lijdt aan schizofrenie, niet langer geestelijk gestoord of gevaarlijk zou zijn. De procedure begon met een verzoekschrift van de officier, dat op 13 augustus 2018 was ingediend. De behandeling vond plaats op 23 augustus 2018, waarbij betrokkene en zijn advocaat, mr. H.J. Naber, aanwezig waren. De psychiater en behandelaar van betrokkene, dhr. A.C. Hagendijk, werd telefonisch gehoord.
De rechtbank oordeelde dat de behandelaar van betrokkene, die sinds zijn zestiende jaar in psychiatrische zorg is, terecht had geweigerd om de gevraagde verklaring af te geven. De behandelaar stelde dat betrokkene nog steeds lijdt aan schizofrenie en dat deze stoornis gevaar met zich meebrengt, zoals eerder vastgesteld in een beschikking van 8 februari 2018. Betrokkene had in het verleden zijn medicatie gestaakt, wat leidde tot een psychose en opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Ondanks betrokkene's stelling dat het goed met hem gaat en dat hij geen behandeling meer wil, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de stoornis was verdwenen of dat er geen gevaar meer was.
De rechtbank besloot daarom het verzoek van de officier van justitie af te wijzen, met de overweging dat de behandelaar op goede gronden had geweigerd de verklaring af te geven. De beslissing werd genomen door mr. J. van Driel, rechter, in aanwezigheid van griffier A. Hoogendijk-Jansen.