ECLI:NL:RBROT:2018:711

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
10/680549-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in en bij een moskee te Dordrecht met taakstraf als gevolg

Op 2 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2016 in Dordrecht openlijk geweld heeft gepleegd in en bij een moskee. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.N. de Jonge, werd beschuldigd van het plegen van geweld tegen personen en goederen. De officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, eiste een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een taakstraf van 200 uur. Tijdens de zitting op 19 januari 2018 werd het bewijs besproken, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet herkenbaar was op de beelden en dat hij niet aanwezig was bij het geweld. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk aanwezig was en een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld had gepleegd tegen meerdere slachtoffers en goederen in de moskee. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uur op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door het geweld schade hadden geleden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680549-16
Datum uitspraak: 2 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde met uitzondering van de gedachtestreepjes voor zover deze betrekking hebben op vuurwapens en messen;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uur met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, primair omdat onvoldoende kan worden vastgesteld dat de verdachte in de moskee aanwezig is geweest en subsidiair omdat degene voor wie de verdachte wordt aangezien zich niet heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Ten aanzien van het primaire standpunt is het volgende aangevoerd.
De verdachte kan niet worden herkend op de camerabeelden van de moskee wegens het ontbreken van “voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken”.
Voorts lijkt de persoon die op de beelden in de moskee is te zien meer baardgroei te hebben dan de verdachte. Ook heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het grijze trainingsvestje met de blauw gevoerde capuchon, op grond waarvan de vergelijking tussen de foto’s lijkt te zijn gemaakt, niet van de verdachte was. Hij heeft dit vestje later op de avond, ná het geweld in de moskee, van iemand anders gekregen en toen pas aangetrokken.
Bovendien hebben mensen die bij de moskee aanwezig zijn geweest, de verdachte niet herkend.
Tot slot is door de raadsvrouw aangevoerd dat er een verklaring kan worden gegeven voor het feit dat de telefoon van de verdachte een beweging maakt richting de moskee en weer terug naar de [straatnaam] . De verdachte heeft de telefoon namelijk in de auto van [naam] laten liggen die daarmee vanaf de [straatnaam] naar de moskee en weer terug is gereden.
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt is aangevoerd dat de klap die de jongen in het grijze vest geeft weliswaar de eerste geweldshandeling van de in totaal gepleegde handelingen is, maar dat dit nog niet betekent dat deze persoon een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat nadien door anderen is gepleegd. Van ‘verenigde krachten’ is (nog) geen sprake op het moment dat de betreffende jongen de klap geeft, terwijl de jongen niet kon weten dat de anderen daarna met meubilair zouden gaan gooien en geweld tegen personen zouden plegen. Bovendien lijkt de jongen zich te distantiëren van de situatie nadat hij de klap heeft gegeven.
4.1.2.
Beoordeling
Aanwezigheid verdachte bij de moskee
De rechtbank is - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat de verdachte in de moskee is geweest en dat hij degene is die door de politie in de processen-verbaal wordt aangemerkt als “verdachte 2”.
De verdachte verklaart op 23 juni 2016 in de [straatnaam] te Dordrecht te zijn geweest. De verdachte verklaart ook bij de politie degene te zijn die op de foto’s staat afgebeeld met een grijs Adidas trainingsjasje met blauwe strepen en een capuchon. Dit betreffen foto’s uit de [straatnaam] . Deze foto’s van de verdachte vergelijkt verbalisant [naam verbalisant] met de foto’s die zijn genomen in de moskee waarop eveneens een persoon is te zien die een grijs vest draagt en van wie is te zien dat deze persoon geweldshandelingen pleegt. De verbalisant komt tot de conclusie dat de persoon die op de foto’s uit de [straatnaam] staat afgebeeld dezelfde persoon is als de persoon die op de foto’s van de camerabeelden van de moskee is te zien en als “verdachte 2” wordt aangeduid. Zij dragen namelijk op beide momenten dezelfde kleding (niet alleen het Adidasvest maar ook een donkere broek en donkere schoenen) en ook hun overige uiterlijke kenmerken komen overeen. De rechtbank onderschrijft deze conclusie.
De verklaring van de verdachte dat hij het trainingsvestje in de [straatnaam] heeft gekregen van iemand die van de moskee vandaan kwam, is niet onderbouwd, terwijl aangenomen mag worden dat de verdachte een naam zou moeten kunnen achterhalen van degene die hem een kledingstuk heeft gegeven. Het zou bovendien wel heel erg toevallig zijn dat de verdachte uitgerekend van iemand die zowel qua uiterlijke kenmerken als qua overige kledingstukken sterk op hem lijkt, een vestje krijgt. Getuige [naam getuige] weerspreekt bovendien de verklaring van de verdediging dat over en weer van kleding werd gewisseld. De rechtbank acht derhalve niet aannemelijk geworden dat de verdachte in de [straatnaam] een vestje van een ander heeft aangetrokken.
Voorts bevindt zich in het dossier steunbewijs voor het feit dat de verdachte in de moskee is geweest, namelijk de zendmastgegevens van de telefoon van de verdachte. Hieruit blijkt dat de telefoon van de verdachte op het moment dat het geweld in de moskee gaande is, een zendmast aanstraalde die op zeer korte afstand staat van de moskee. Ook blijkt hieruit dat vóór en ná het geweld in de moskee de telefoon zendmasten in de nabijheid van de [straatnaam] te Dordrecht aanstraalde.
De verklaring van de verdachte dat hij zijn telefoon in de auto van getuige [naam getuige] heeft laten liggen die vanaf de [straatnaam] naar de moskee en weer terug is gereden, wordt door de getuige zelf weersproken. Hij verklaart bij de rechter-commissaris dat de verdachte op 23 juni 2016 helemaal niet in zijn auto heeft gezeten en dat hij denkt dat de verdachte niet iets in zijn auto heeft gelegd, omdat de sleutel steeds in het bezit van de getuige was.
Openlijk geweld
De vraag die voorts moet worden beantwoord, is of het geweld in en bij de moskee als
openlijkgeweld kan worden bestempeld. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt daarbij voorop dat het geweld niet alleen in de moskee zelf heeft plaatsgevonden, maar ook buiten vóór de zijdeur van de moskee. Die buitenruimte is voor publiek vanaf de openbare weg zichtbaar zodat er reeds om die reden gesproken kan worden van het plegen van
openlijkgeweld.
Voor zover het geweld
inde moskee heeft plaats gevonden was dat niet waarneembaar vanaf de openbare weg. Niettemin kunnen ook de schermutselingen die zich binnen hebben afgespeeld aangemerkt worden als ‘openlijk’ geweld. Een gebedsruimte zoals een moskee is immers in de regel voor een ieder vrij toegankelijk. Dat ook de onderhavige moskee voor een ieder open stond blijkt bovendien uit het feit dat de bezoekers aanvankelijk gastvrij werden onthaald. Uit de verklaring van de aangever [naam slachtoffer 1] blijkt dat men in de veronderstelling verkeerde dat het om asielzoekers ging die wilden deelnemen aan de zogenoemde Iftarmaaltijd, die op dat moment voor moskeebezoekers werd bereid. De onderhavige moskee was ten tijde van het tenlastegelegde dan ook een plaats die voor het publiek toegankelijk was.
Significante bijdrage
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank tot slot van oordeel dat de verdachte door middel van zijn gedragingen een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld tegen goederen en personen.
Op de camerabeelden van de moskee is te zien dat de verdachte aangever [naam slachtoffer 2] een vuistslag geeft op zijn linker kaak, terwijl er op dat moment gesproken kan worden van een verhitte discussie die reeds gaande was. Er werd geroepen en geduwd en getrokken. Er was dus al sprake van een explosieve situatie, die escaleerde toen de verdachte de vuistslag gaf. Vanaf dit moment vinden immers de overige geweldshandelingen plaats.
Voorts is op de camerabeelden te zien dat de verdachte ná het geven van de vuistslag zich ook niet onbetuigd heeft gelaten. In plaats van zich te distantiëren, wat door de raadsvrouw is betoogd, is te zien dat de verdachte de man van de moskee in een donker geruit overhemd nog een harde duw gaf.
De verdachte was derhalve juist één van de aanstichters van de openlijke geweldpleging en heeft daaraan ook een significante bijdrage geleverd.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 23 juni 2016 te Dordrecht, op/in een voor het publiek toegankelijke en waarneembare plaats en ruimte en aan de openbare weg, [adres delict] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 1] en een of meer onbekend gebleven personen en een gebouw aan de [adres delict] , zijnde een moskee, en serviesgoed en meubels en een voetbaltafel en een scooter (aanwezig nabij dat gebouw), welk geweld bestond uit het (meermalen) (telkens):
- tonen van een staaf aan die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of een of meer onbekend gebleven personen en
- stompen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 2] en
- gooien van een tegel(stuktegen een been van die [naam slachtoffer 2] en
- met een staaf maken van een slaande beweging in de richting van die [naam slachtoffer 4] en
- gooien van stenen en serviesgoed in de richting van die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] en/of (de buik van die) [naam slachtoffer 1] en een of meer onbekend gebleven personen en
- gooien van stenen tegen de ruiten van dat gebouw en
- ( kapot)gooien van en/of met serviesgoed en meubels en een stuk metaal in dat gebouw en
- omgooien van een voetbaltafel en een pan met soep in dat gebouw en
- staan op een kast in dat gebouw en
- hierbij met een telefoon maken van opnames van de handelingen die plaatsvinden in dat gebouw en roepen van leuzen en
- omduwen van een (in de nabijheid van dat gebouw geparkeerde) scooter (in gebruik zijnde bij die [naam slachtoffer 2] ).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan geweld tegen personen en goederen in een moskee en aan de openbare weg. In de moskee werd de bewuste avond een Iftarmaaltijd bereid. Toen de verdachten bij de moskee aan kwamen werden zij aanvankelijk hartelijk onthaald. De avond kreeg echter een andere wending doordat de verdachte met anderen in en om de moskee geweld heeft gepleegd om de reden dat zij de slachtoffers ervan verdachten dat zij enkele dagen daarvoor een raam zouden hebben ingegooid bij een Koerdisch gezin. De rol van de verdachte bestond uit het aanstichten van de openlijke geweldpleging doordat hij de eerste vuistslag uitdeelde terwijl er op dat moment reeds sprake was van een sfeer die als explosief kan worden aangeduid. Tevens heeft de verdachte één van de aanwezige personen geduwd.
Door zich schuldig te maken aan dit geweld heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en geen respect getoond voor andermans goederen. Zoals blijkt uit de toelichtingen op de ingediende vorderingen van de benadeelde partijen heeft het gebeuren op hen een grote impact gehad.
Bovendien hebben de verdachte en zijn medeverdachten door hun handelen de kans op het oplaaien van spanningen tussen Turkse en Koerdische gemeenschappen vergroot, hetgeen ook in zijn algemeenheid gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, zoals blijkt uit de media-aandacht die deze zaak heeft gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
4 januari 2018 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank neemt hierin, in het nadeel van de verdachte, mee dat de verdachte één van de aanstichters lijkt te zijn van het openlijke geweld. In het voordeel van de verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat sinds de geweldpleging inmiddels ruim anderhalf jaar zijn verstreken.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Ter zake van het ten laste gelegde feit hebben zich als benadeelde partijen gevoegd:
  • [naam benadeelde 1] ;
  • [naam benadeelde 2]en
  • [naam benadeelde 3] .
De benadeelde partij
[naam benadeelde 1]vordert een vergoeding van € 10.820,- aan materiële schade en € 1.021,- aan buitengerechtelijke kosten.
De benadeelde partij
[naam benadeelde 2]vordert een vergoeding van € 20.000,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij
[naam benadeelde 3]vordert een vergoeding van € 100,- aan materiële schade,
€ 500,- aan immateriële schade en € 254,10 aan buitengerechtelijke kosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich met betrekking tot de vordering van
[naam benadeelde 1]op het standpunt dat de vordering niet is onderbouwd, maar dat uit het dossier genoegzaam naar voren komt dat er schade is ontstaan aan de in de vordering genoemde goederen en dat de rechtbank het schadebedrag in redelijkheid kan schatten. Ook komen de buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking. In geval van toewijzing dient de verplichting tot betaling hoofdelijk aan de verdachten te worden opgelegd met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden.
De officier van justitie stelt zich met betrekking tot de vordering van
[naam benadeelde 2]op het standpunt dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden tot een bedrag van € 500,- en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De officier van justitie stelt zich met betrekking tot de vordering van
[naam benadeelde 3]op het standpunt dat het gevorderde bedrag aan materiële schade niet is onderbouwd en derhalve niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat dit bedrag gematigd dient te worden tot een bedrag van € 400,- en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de vordering van
[naam benadeelde 1]voor wat betreft de gevorderde materiële schade onvoldoende is onderbouwd en derhalve niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Met betrekking tot de gevorderde proceskosten verzoekt de raadsvrouw primair deze af te wijzen, omdat niet blijkt dat deze kosten zijn gemaakt door de benadeelde partij. Bovendien lijken er 2 uren te veel in rekening gebracht te zijn. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de toewijzing te doen op basis van het liquidatietarief en te volstaan met 1 punt van € 384,-.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]verzoekt de raadsvrouw primair deze niet-ontvankelijk te verklaren gelet op het ontbreken van een onderbouwing en subsidiair het bedrag (fors) te verlagen gelet op de toekenning van schadevergoeding in vergelijkbare zaken.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de vordering van
[naam benadeelde 3]voor wat betreft de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. Gelet op de toekenning van een schadevergoeding in vergelijkbare zaken verzoekt de raadsvrouw een (fors) lager bedrag dan € 500,- toe te kennen. Met betrekking tot de gevorderde materiële schade verzoekt de raadsvrouw dit deel niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het ontbreken van de onderbouwing daarvan. Met betrekking tot de gevorderde proceskosten verzoekt de raadsvrouw dit gedeelte af te wijzen, omdat onduidelijk is of de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt aangezien er geen urenspecificatie en declaratie aan ten grondslag ligt.
8.3.
Beoordeling
[naam benadeelde 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, zal deze ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen. Nu een onderbouwing van de geleden schade ontbreekt, zal de schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld. De rechtbank zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden uit het dossier, waaruit blijkt welke zaken in elk geval door de verdachte en/of medeverdachten zijn vernield, een schadebedrag van € 1.500,- toewijzen.
Beoordeling van het resterende deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt. De rechtbank zal daarbij aansluiten bij het liquidatietarief in kantonzaken. Aan de hand daarvan waardeert de rechtbank de door de advocaat verrichte werkzaamheden op 1 punt, namelijk voor het indienen van de vordering van de benadeelde partij.
Aan de hand van het liquidatietarief passend bij de hoogte van de door de rechtbank toegewezen materiële schade, komt de rechtbank uit op een bedrag van € 150,- per punt. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die tot een hogere vergoeding nopen. Dit brengt met zich dat de gevorderde advocaatkosten voor het overige in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2016.
[naam benadeelde 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 400,-, met afwijzing van wat meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil.
[naam benadeelde 3]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 400,-, met afwijzing van wat meer is gevorderd.
De benadeelde partij zal in de vordering voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, gelet op het ontbreken van de onderbouwing daarvan.
Ook met betrekking tot de gevorderde advocaatkosten zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet duidelijk is of deze kosten ten laste van de benadeelde partij of ten laste van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] zijn gebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijke veroordeling
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]een schadevergoeding betalen van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]een schadevergoeding betalen van
€ 400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij
[naam benadeelde 3]een schadevergoeding betalen van
€ 400,-, te vermeerderen met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
196 (honderdzesennegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
98 (achtennegentig) dagen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 1.500,- (zegge: duizend vijfhonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op
€ 150,- (zegge: honderdvijftig euro)aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]te betalen
€ 1.500,-(hoofdsom,
zegge: duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.500,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
25 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 400,- (zegge: vierhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het resterende deel van de vordering van de benadeelde partij
[naam benadeelde 2];
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]te betalen
€ 400,-(hoofdsom,
zegge: vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 400,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
8 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3]te betalen een bedrag van
€ 400,- (zegge: vierhonderd euro), bestaande uit immateriële schade;
wijst af het resterende deel van de gevorderde immateriële schade van de benadeelde partij
[naam benadeelde 3];
verklaart de benadeelde partij
[naam benadeelde 3]niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij
[naam benadeelde 3]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 3]te betalen
€ 400,-(hoofdsom,
zegge: vierhonderd euro); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 400,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
8 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. P. Putters en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 23 juni 2016 te Dordrecht, op/in een voor het publiek toegankelijke en/of waarneembare plaats en/of ruimte en/of op of aan de openbare weg, de [adres delict] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of een gebouw aan de [adres delict] , zijnde een moskee, en/of serviesgoed en/of meubels en/of een voetbaltafel en/of een scooter (aanwezig in/nabij dat gebouw), welk geweld bestond uit het (meermalen) (telkens):
- tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
en/of een staaf (langwerpig voorwerp) aan die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of
- slaan en/of stompen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 1] en/of onbekend gebleven personen en/of
- gooien van een of meer tegel(stukken) tegen een been van die [naam slachtoffer 2] en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of een staaf (langwerpig voorwerp) maken van een of meer stekende/slaande bewegingen in de richting van die [naam slachtoffer 4] en/of
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of met een hard voorwerp slaan tegen een oog van die [naam slachtoffer 4] en/of
- gooien van stenen en/of serviesgoed en/of meubels en/of (een) stuk(ken) metaal tegen en/of in de richting van die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] en/of (de buik van die) [naam slachtoffer 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of
- gooien van stenen tegen de voordeur en/of ruit(en) van dat gebouw en/of
- ( kapot)gooien van en/of met serviesgoed en/of meubels en/of (een) stuk(ken) metaal in dat gebouw en/of
- omduwen/omgooien van een voetbaltafel en/of een pan met soep in dat gebouw en/of
- staan en/of springen op een kast/plank/tafel, in elk geval op een meubelstuk, in dat gebouw en/of
- ( hierbij) (met een telefoon) maken van opnames van de handelingen die plaatsvinden in dat gebouw en/of roepen van leuzen en/of
- omduwen/omgooien van een (in de nabijheid van dat gebouw geparkeerde) scooter (in gebruik zijnde bij die [naam slachtoffer 2] ).