ECLI:NL:RBROT:2018:7049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
6698741 \ CV EXPL 18-7951
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens geluidsoverlast door buurvrouw; onvoldoende bewijs van structurele en ernstige overlast

In deze zaak heeft de Stichting Spoorwegpensioenfonds een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst met een huurder, [gedaagde], wegens vermeende geluidsoverlast. De vordering is gebaseerd op klachten van omwonenden over harde muziek en bonken op de vloer door [gedaagde]. De procedure begon met een dagvaarding op 28 februari 2018, gevolgd door een comparitie van partijen en getuigenverhoren. De kantonrechter heeft kennisgenomen van diverse processtukken, waaronder verklaringen van getuigen en correspondentie tussen partijen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestaat tussen Spoorwegpensioenfonds als verhuurder en [gedaagde] als huurder. De vordering van Spoorwegpensioenfonds is gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] in strijd met de algemene bepalingen van de huurovereenkomst structurele overlast veroorzaakt. [gedaagde] heeft de beschuldigingen betwist en aangevoerd dat zij zelf overlast ondervindt van andere bewoners.

Na het horen van getuigen en het bestuderen van de bewijsstukken, concludeert de kantonrechter dat Spoorwegpensioenfonds niet voldoende bewijs heeft geleverd dat [gedaagde] daadwerkelijk structurele en ernstige geluidsoverlast veroorzaakt. De verklaringen van de getuigen zijn niet voldoende om de vordering te onderbouwen. Daarom heeft de kantonrechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen en Spoorwegpensioenfonds veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6698741 \ CV EXPL 18-7951
uitspraak: 31 augustus 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Spoorwegpensioenfonds
gevestigd te Utrecht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 28 februari 2018,
gemachtigde: mr. B.J. Groenhuijzen te Rosmalen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Spoorwegpensioenfonds’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het op de rolzitting van 8 maart 2018 gegeven mondelinge antwoord van [gedaagde], alsmede het bij die gelegenheid door haar overgelegde stuk en haar schriftelijke antwoord;
  • het vonnis van 8 maart 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de brief van 5 april 2018 van de gemachtigde van Spoorwegpensioenfonds, met producties;
  • het proces-verbaal van de op 11 april 2018 gehouden comparitie van partijen;
  • de akte zijdens Spoorwegpensioenfonds;
  • de brief van 20 juni 2018 van de gemachtigde van Spoorwegpensioenfonds, met productie;
  • het proces-verbaal van het op 27 juni 2018 gehouden getuigenverhoor;
  • de brief van 2 juli 2018 van [gedaagde];
  • de conclusie na enquête zijdens Spoorwegpensioenfonds.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen Spoorwegpensioenfonds als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [straat-en plaatsnaam] (‘het gehuurde’).
2.2
Op de huurovereenkomst zijn algemene bepalingen van toepassing. Artikel 13.4 van de algemene bepalingen kent de volgende inhoud:
“13.4 Huurder zal omwonenden of huurders van hetzelfde gebouw of complex geen hinder of last bezorgen en er voor zorgdragen dat de bij hem met zijn goedvinden aanwezige derden alsmede zijn of hun bezoekers dit evenmin doen.”
2.3
Artikel 23 van het toepasselijke huishoudelijke reglement kent de volgende inhoud:
“Artikel 23
a.
Iedere huurder en gebruiker is verplicht zich te onthouden van luidruchtigheid. Het boren, timmeren, muziek maken, evenals het voortbrengen van andere vormen van harde geluiden, is niet toegestaan tussen 20:00 uur en 08:00 uur, en ook niet op zon- en feestdagen.
b.
Het is verboden muziek of andere geluiden te maken, waaronder ook wordt verstaan het doen spelen van een radio, een televisietoestel en dergelijke, op zodanige wijze dat dit hinderlijk is voor omwonenden.
c.
Het is verboden motoren, werktuigen, gereedschappen en dergelijke, welke door geluid, trilling of stank, overlast bezorgen langdurig te gebruiken in het complex.”
2.4
MVGM Vastgoedmanagement, de beheerder van het complex, heeft [gedaagde] per brief op respectievelijk 5 september 2016, 30 januari 2017 en 7 maart 2017 op de hoogte gesteld van klachten over geluidsoverlast en haar verzocht de overlast te staken.

3.De vordering

3.1
Spoorwegpensioenfonds heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis, wanneer [gedaagde] daarmee binnen de gestelde termijn in gebreke blijft die ontruiming zelf te doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zo nodig met behulp van politie en/of justitie, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Spoorwegpensioenfonds – verkort weergegeven – ten grondslag gelegd dat [gedaagde] in strijd met artikel 13.4 van de algemene bepalingen en artikel 23 van het huishoudelijk reglement structureel en grote overlast veroorzaakt door middel van het draaien van harde muziek en hard bonken op de vloer. Die overlast is dermate ernstig dat omwonenden, met name de onderbuurman van nr. [huisnummer], de heer [X.], ernstig worden aangetast in hun woongenot. Ondanks pogingen tot een minnelijke oplossing en ondanks sommatie heeft [gedaagde] haar overlast niet gestopt en is Spoorwegpensioenfonds verzocht om maatregelen te treffen. Gelet op de tekortkomingen van [gedaagde], heeft Spoorwegpensioenfonds recht en gerechtvaardigd belang de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te vorderen.

4.Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe – zakelijk en verkort weergeven – het volgende aangevoerd. Zij heeft niet op de vloer gebonkt. In tegendeel tot wat de onderbuurman van nr. [huisnummer] heeft verklaard, heeft zij geen naaldhakken, geen punt aan haar stok, geen metalen voorwerp en geen bowlingbal waarmee zij geluidsoverlast veroorzaakt. [gedaagde] ondervindt zelf overlast van de bewoners van nr. [huisnummer] en de bewoners van nr. [huisnummer] in de vorm van ’s avonds springen, luide muziek, gillen/janken en (met een hamer) op de muur slaan. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat de bewoner van nr. [huisnummer] het slot van haar auto heeft vernield, tweemaal de achterbumper heeft beschadigd, de voorruit heeft ingesmeerd met eigeel en haar fysiek tegen heeft gehouden toen zij terug kwam van boodschappen doen.

5.De beoordeling

5.1
In geschil is of [gedaagde] structureel en ernstige geluidsoverlast veroorzaakt aan omwonenden door middel van harde muziek en hard bonken op de vloer.
5.2
Volgens Spoorwegpensioenfonds heeft [gedaagde], in een gesprek met de beheerder, erkend dat zij hard op de vloer bonkt om een einde te maken aan de overlast die zij ervaart van de heer [X.]. Echter, volgens Spoorwegpensioenfonds is uit extra controles en navraag niet van enige overlast door de heer [X.] gebleken en woont de heer [X.] alleen, zodat [gedaagde] in haar stelling, dat de heer [X.] en zijn gezin overlast veroorzaken, niet kan worden gevolgd.
5.3
[gedaagde] heeft betwist dat zij op de vloer bonkt en betwist dat zij dit heeft erkend. Zij heeft betwist over een voorwerp te beschikken en/of te gebruiken dat het door Spoorwegpensioenfonds gestelde gebonk of getik op de vloer veroorzaakt. Volgens haar veroorzaken de bewoners van nr. [huisnummer] en de bewoners van nr. [huisnummer] stelselmatige geluidsoverlast in de vorm van ’s avonds/’s nachts springen, bonken en gillen, doen zij dit in reactie op elkaar en zit [gedaagde] daar tussenin. Volgens [gedaagde] woont de bewoner van nr. [huisnummer] samen met twee vrouwen, die gillen en janken.
5.4
Gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagde] met betrekking tot de geluidsoverlast staat zonder verder bewijs de gestelde geluidsoverlast aan de zijde van [gedaagde] niet vast. De kantonrechter heeft dan ook op de comparitie van partijen aan partijen voorgehouden dat nadere bewijslevering is geïndiceerd en bij mondeling vonnis als vastgelegd in het proces-verbaal Spoorwegpensioenfonds toegelaten, overeenkomstig haar aanbod, tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit de gestelde geluidsoverlast aan de zijde van [gedaagde] kan worden afgeleid.
5.5
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft Pensioenfonds een schriftelijke verklaring van mevrouw [Y.], bewoonster van nr. [huisnummer], overgelegd en de heer [X.], bewoner van nr. [huisnummer], als getuige doen horen.
5.6
De schriftelijke, ondertekende, verklaring van mevrouw [Y.] kent, voor zover relevant, de volgende inhoud:
“(…) Ik ben hier komen wonen april 2017, vrij snel nadien heeft mijn onderbuurman op de 1 etage mij persoonlijk benaderd, met de vraag ,of ik ook regelmatig last heb van onze buurvrouw op de 2e etage.
Ik was mij op dat moment nog niet zo bewust van het geluid, ,mede ook omdat ik daar pas recentelijk was komen wonen.
Vanaf dat moment ben ik er op gaan letten en hoorde op vaak hele rare tijdstippen, erg laat in de avond ,erg vroeg in de ochtend ,weekends ( tijdstippen waar de gemiddelde werkende mens slaapt) een bonk ,wat met enige regelmaat werd herhaald. Ik kon dit geluid ook niet verklaren wat het zou kunnen zijn ,mijn idee leek het wel een bowlingbal die met regelmatig vallen op haar vloer (en dus doordreunde op het plafond van mijn buurman op de 1e etage) werd gegooid.
Deze dreunen waren voor mij al erg waarneembaar, laat staan voor mijn buurman op de 1e etage.
(…)
Recentelijk waren de dreunen te horen wanneer de tram voorbij kwam. (…)”
5.7
De heer [X.] heeft onder verband van de belofte, voor zover relevant, het volgende verklaard:
“(…) Ik woon alleen en heb daar ook altijd alleen gewoond en soms komen mijn kinderen bij mij en die blijven soms slapen. Mijn zoon is 21 jaar en soms blijft hij bij mij slapen waarmee ik bedoel de nacht voordat wij op vakantie gaan of als het een keer laat is geworden. Mijn oudste zoon is 27 jaar en woont op zichzelf.
Ik weet dat ik per mail al meldingen heb gedaan in deze zaak en daar blijf ik bij. Mij was gevraagd om het bij te houden en dat heb ik gedaan. Het is begonnen met kerkmuziek. Daarna is het gebonk en getik geworden. Dit heeft zich op een gegeven moment dagelijks voorgedaan en zelfs per minuut. Ik moest het bijhouden maar op een gegeven moment ben ik ermee opgehouden omdat het te vaak werd. Het geluid bestond uit gebonk en getik. Het gebonk was alsof er een bowlingbal viel en het getik as het geluid van een scherp, metaalachtig iets. Gisteravond rond 23:30 uur deed dit nog zich voor. Ik kan mij niet herinneren of deze geluiden zich ook voordoen in de nacht want dan slaap ik. Ik word er niet wakker van. Het is een keer om 00:15 uur geweest. Dit kan bevestigt worden door mensen van DCMR die een geluidsmeting gisteravond in mijn woning deden in verband met de slagerij. Dat was tussen 23:00 uur en 23:45 uur. Vanaf 23:30 uur zaten wij nog wat te drinken met elkaar en zij hebben het gebonk ook gehoord en vonden het ook niet normaal. Bij mij zijn eerder mensen thuis geweest en die hebben hun bevindingen opgenomen, zoals de wijkagent en de sociaal werkster. Zij heeft toen ook wat gehoord maar ik weet niet wat zij daarmee heeft gedaan.
De verklaring van mevrouw [gedaagde] klopt niet dat spring en bonk of vriendinnen heb. Ik woon alleen en ik spring, bonk of gil niet. wij wonen in een winkelcentrum en buiten is er jeugd, muziek en gillen, als de jeugd er staat.
Op vragen van mr. Van Os antwoord ik als volgt:
Ik ben een gesprek met mevrouw [gedaagde] aangegaan, maar dat is niet gelukt omdat zij de deur voor mij dicht deed. Vorig jaar heb ik een gesprek met de heer [H.]* van NVGM (de vastgoedmakelaar) gehad. Daar was mevrouw [gedaagde] ook bij aanwezig. Er is een rapport opgemaakt, ook over mijn gedrag omdat mevrouw [gedaagde] heeft geklaagd. Toen was aan de orde de kerkmuziek. Zij verklaarde dat zij de muziek hard aan had staan. Dat dat gesprek is de muziek overgegaan in getik en gebonk. Ik heb de verhuurder hierover aangesproken. Ik heb er een mail over gestuurd. Ik wil er nog wel blijven wonen want ik ga er vanuit dat het een keer zal ophouden. Ik stuur mailtjes naar de verhuurder inclusief de data en tijden van geluidsoverlast.
Op vragen van mevrouw [gedaagde] antwoord ik als volgt:
(…)
U vraagt mij waarom ik sinds ik daar woon iedere nacht aan het springen en bonken ben. Dat doe ik niet. Ik ben zelfstandig ondernemer en heb 35 man werken. Het is heel druk in de installatietechniek. Ik ga om 23:30 uur naar bed en sta om 06:00 uur op. Het zou niet kunnen dat ik de hele nacht bezig ben. Ik hoor s’ nachts geen geluiden want ik slaap en ik slaap diep. Ik hoor u zeggen dat ik dat wel doe en wel op momenten dat u naar bed gaat maar dat is niet waar.”
5.8
[gedaagde] heeft in reactie op de verklaringen van mevrouw [Y.] en de heer [X.] haar standpunt herhaald en daaraan toegevoegd dat de luide muziek allang verleden tijd is, maar dat de heer [X.] doorgaat met zijn nachtelijke pesterijen. Volgens haar heeft de heer [X.] ook last van de jeugd op het plein. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat zij niet bonkt als de tram langs komt, maar dat de bewoners van nr. [huisnummer] op dat moment op de vloer stampen.
5.9
Vooropgesteld wordt dat bewoners rekening moeten houden met enige mate van overlast in de vorm van gewone leefgeluiden. De gestelde geluidsoverlast in deze procedure bestaat blijkens de overlastmeldingen door de heer [X.] echter uit klachten over luide muziek en regelmatig hard bonken en getik op de vloer, zowel overdag als ’s avonds.
Nu [gedaagde] heeft erkend dat zij in het verleden luide muziek heeft gedraaid en niet heeft weersproken dat de heer [X.] daar destijds overlast van heeft ondervonden, staat vast dat zij in het verleden geluidsoverlast door luide muziek heeft veroorzaakt. Niet in geschil is dat thans geen sprake meer is van enige overlast door luide muziek.
De vraag is of [gedaagde] thans structurele en ernstige overlast veroorzaakt door hard bonken en tikken op de vloer. Uit de schriftelijke verklaring van mevrouw [Y.] kan worden afgeleid dat zij – nadat de heer [X.] haar had gevraagd of zij overlast van [gedaagde] ondervond, haar heeft gewezen op gebonk op de vloer en zij daar op is gaan letten – ’s ochtends vroeg en ’s avonds laat een gebonk waarneemt, dat klinkt alsof een bowlingbal op de vloer van [gedaagde] valt. De heer [X.] heeft in zijn verklaring herhaald wat hij eerder ook in zijn overlastmeldingen aan MVGM heeft gemeld ten aanzien van de aard van de overlast en de tijdstippen waarop hij de geluiden waarneemt. De heer [X.] heeft verklaard dat niet alleen hij, maar ook de wijkagent en de sociaal werkster het gebonk en getik hebben waargenomen en hun bevindingen hebben opgenomen. Hij heeft ook verklaard dat mensen van DCMR, die een geluidsmeting in zijn woning aan het doen waren in verband met geluidsoverlast van de ondergelegen slagerij, het gebonk en getik ’s avonds laat hebben waargenomen en de geluiden ‘niet normaal’ vonden.
De kantonrechter acht de verklaringen van mevrouw [Y.] en de heer [X.], gelet op de inhoud daarvan en in onderlinge samenhang bezien op zich betrouwbaar maar, mede gelet op hetgeen [gedaagde] daartegenin heeft gebracht, niet voldoende om te bewijzen dat [gedaagde] structurele en ernstige overlast veroorzaakt door middel van harde muziek en hard bonken op de vloer. Het had op de weg van Spoorwegpensioenfonds en voor de hand gelegen om haar standpunt nader te onderbouwen, bijvoorbeeld met verklaringen van de wijkagent en de sociaal werkster waarover getuige [X.] heeft verklaard dat zij ook wat hebben gehoord en hun bevindingen hebben opgenomen, of met verklaringen van de mensen van DCMR waarover getuige [X.] heeft verklaard dat zij een geluidsmeting hebben gedaan in de woning van de getuige en ook het gebonk hebben gehoord en zij het niet normaal vonden. Verder had Spoorwegpensioenfonds verklaringen van omwonenden die volgens Spoorwegpensioenfonds de overlast door [gedaagde] hebben bevestigd kunnen overleggen of een (ondertekend) verslag van het gesprek met de beheerder, in welk gesprek [gedaagde] volgens Spoorwegpensioenfonds heeft erkend dat zij op de vloer bonkt. Nu zij dat niet heeft gedaan is de conclusie gelet op het voorgaande dat Spoorwegpensioenfonds niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. Dit heeft tot gevolg dat de grondslag van haar vordering niet is vast komen te staan.
5.1
De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde wordt gelet op al het voorgaande dan ook afgewezen.
5.11
Spoorwegpensioenfonds wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Spoorwegpensioenfonds in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.