In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee voormalige echtelieden, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De vrouw, eiseres, heeft de man, gedaagde, aangeklaagd omdat de gemeenschappelijke woning in Schiedam zeven jaar na hun echtscheiding nog niet was verkocht. De vrouw vorderde dat de man de woning zou verlaten, zodat deze in lege staat kon worden aangeboden voor verkoop, en dat zij het recht kreeg om de woning te verkopen zonder medewerking van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een schikking was getroffen in 2016, waarin de man had beloofd medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. De rechtbank oordeelde dat de vrouw al zeven jaar in een onverdeelde gemeenschap verbleef en dat de man onvoldoende inspanningen had geleverd om de woning te verkopen. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw grotendeels toegewezen, inclusief de machtiging om de woning te verkopen en de gelastte ontruiming van de woning door de man en zijn broer. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man de woning uiterlijk 30 dagen na betekening van het vonnis moest ontruimen en dat de kosten van de procedure tussen partijen werden gecompenseerd.