ECLI:NL:RBROT:2018:7019

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
10/754501-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van invoer en voorbereidingshandelingen voor invoer van cocaïne via de Rotterdamse haven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van ongeveer 29 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. E. Manders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de invoer van cocaïne via de Rotterdamse haven. De feiten zijn als volgt: op 16 december 2017 werd een container geladen in Panama, die op 6 januari 2018 in Rotterdam arriveerde. Na een controle door de douane werden 28 pakketten met cocaïne aangetroffen in de container. De verdachte heeft, in ruil voor een voorschot, de Zuid-Amerikaanse medeverdachten naar de container geleid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de kans dat hij betrokken zou raken bij de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon bevolen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/754501-18
Datum uitspraak: 21 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. E. Manders, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Grip heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, aangezien er geen bewijs is dat de verdachte er wetenschap van had, ook niet in voorwaardelijke zin, dat het om cocaïne ging. Voorts is er geen sprake van medeplegen.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangenomen.
Op 16 december 2017 werd de container met nummer [containernummer] (hierna: de container) vanaf de kade in Balboa (Panama) geladen op het motorschip [naam motorschip] met bestemming Rotterdam. Op 28 december 2017 werd in Spanje een motorslijper besteld die op 4 januari 2018 werd geleverd en gefactureerd. Op 6 januari 2018 is deze container gearriveerd in de haven van Rotterdam en daar gelost. Op dezelfde dag heeft de douane met behulp van narcoticaspeurhonden een controle uitgevoerd aan die container. Na een positieve reactie van de speurhonden en verder onderzoek werden 28 pakketten met vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. De pakketten waren verstopt in een holle dwarsbalk in de container. Het totale netto gewicht van de pakketten bedroeg ongeveer 29 kilogram. Ten behoeve van een analyse werden monsters genomen die werden aangeboden aan het Douanelaboratorium. Uit onderzoek van dat laboratorium bleek dat de monsters cocaïne bevatten.
Hierop werden de pakketten door de douane vervangen door dummypakketten. Na aflevering van de lading van de container werd deze geplaatst op een leeg containerdepot in Rotterdam. Hier werd de container onder observatie genomen met behulp van technische hulpmiddelen. Op 10 januari 2018 om 22.26 uur werd gezien dat drie mannen de container binnengingen. Naar later is gebleken, waren dit [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] (hierna tezamen ook: de Zuid-Amerikanen) en de verdachte. Eén van de Zuid-Amerikanen droeg een motorslijper onder zijn arm en de ander droeg twee sporttassen. Nadat de verdachte de container na ongeveer 13 seconden had verlaten en de deur daarvan had dichtgedaan werden slijpgeluiden gehoord vanuit de container. Kort hierna werden [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] in de container aangehouden. Halverwege de container werd een slijpsnede aangetroffen die horizontaal over de vloerribbels liep. Vlak voor de horizontale slijpsnede zat een verticale slijpsnede in de vloer. De slijpsneden waren precies aangebracht op de plek waar eerder de 28 pakketten cocaïne waren aangetroffen. De verdachte werd in de nabije omgeving van de container aangehouden.
Uit onderzoek is gebleken dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] een dag eerder vanuit Spanje met het vliegtuig naar Nederland zijn gereisd. Zij hebben een kamer voor één nacht geboekt in een hotel in Rotterdam. Verder is uit onderzoek gebleken dat de in de container aangetroffen motorslijper de in Spanje aangeschafte motorslijper betreft.
De rechtbank ziet zich primair voor de vraag gesteld of bewezen kan worden verklaard dat de verdachte samen met anderen cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorbereidingshandelingen heeft verricht om het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne mogelijk te maken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is waarbij meestal meerdere personen betrokken zijn.
Drugs moeten worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van – in dit geval – Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
In de onderhavige zaak kan daarbij gedacht worden aan het maken van de geheime bergplaats in de dwarsbalk van de container, het plaatsen van de pakketten met cocaïne in die geheime bergplaats en het verwijderen van de cocaïne uit die geheime bergplaats na aankomst van de container in Rotterdam. Wat dit laatste betreft overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op die geheime bergplaats in de dwarsbalk van de container en het feit dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] op 10 januari 2018 ’s avonds bezig waren om die geheime bergplaats in de overigens lege container met een motorslijper te openen, is de rechtbank van oordeel dat zij als medeplegers van die uitvoeringshandelingen van het binnen Nederland brengen van cocaïne kunnen worden aangemerkt.
De verdachte heeft verklaard dat hij door een onbekende is gevraagd om twee voor hem onbekende personen naar een container op een afgesloten terrein te brengen. In ruil daarvoor heeft hij een voorschot van 270 euro ontvangen.
De verdachte is ’s avonds in het donker samen met twee Spaans sprekende mannen, die hij niet kende, naar een verlaten en voor onbevoegden verboden haventerrein gegaan om die mannen een container aan te wijzen. Hij heeft gezien dat de Zuid-Amerikanen een slijptol en tassen bij zich hadden op weg naar de container. De verdachte is, zij het voor korte tijd, in de container geweest en heeft gezien dat de container helemaal leeg was.
Daarnaast heeft de verdachte van de voor hem onbekend gebleven personen een telefoon gekregen, waarmee hij in contact stond met de personen in de container. De rechtbank begrijpt dat deze kan worden aangemerkt als een zogenaamde “organisatie telefoon”.
Voor zijn aandeel kreeg de verdachte een voorschot van 270 euro en daarna zou het met hem worden ‘goedgemaakt’.
De verdachte heeft bij dit alles geen vragen gesteld.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij betrokken zou raken bij uitvoeringshandelingen van het binnen Nederland brengen van cocaïne. Hierbij heeft de rechtbank betrokken dat het een feit van algemene bekendheid is dat via containers in de Rotterdamse haven cocaïne wordt ingevoerd.
Gelet op de handelingen die de verdachte heeft verricht is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een zodanige bijdrage aan het geheel heeft geleverd dat moet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de Zuid-Amerikanen die gericht was op het voorbereiden en verrichten van uitvoeringshandelingen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne.
Het onder 1 primair en 2 ten laste legde kan dan ook bewezen worden verklaard.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair)
hij in de periode van 6 januari 2018 tot en met 10 januari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 29 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 01 december 2017 tot en met 10 januari 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 29 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen,
- voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- één of meer (organisatie)telefoon(s) en sporttassen en een motorslijper en breekijzers, voorhanden gehad, en
- zich (onbevoegd) op een empty-depot-terrein voor containers genaamd [naam empty-depot-terrein] gelegen aan de [adres] in Rotterdam begeven, en
- de deuren van de zich aldaar bevindende container [containernummer] geopend, en
- met een motorslijper de vloer in die container deels open geslepen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.(primair)

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet, gegeven verbod;

2
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en een vervoermiddel voorhanden gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen via de Rotterdamse haven ongeveer 29 kilogram cocaïne in Nederland ingevoerd en voorbereidingshandelingen daartoe verricht.
Door de invoer van een dergelijke hoeveelheid cocaïne heeft de verdachte zich begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen. Hij heeft aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Harddrugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was, naar mag worden aangenomen, slechts uit op eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juli 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De Zuid-Amerikanen zijn eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur 30 maanden. Zij waren de uithalers die daarvoor speciaal vanuit het buitenland naar Nederland waren gekomen en voor deze klus een slijpmachine hadden aangeschaft en meegebracht.
De verdachte is er pas op het laatste moment bij betrokken geraakt en heeft een beperktere rol gehad dan de Zuid-Amerikanen.
Hierin ziet de rechtbank aanleiding een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Het betoog van de verdediging om een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest wordt niet gevolgd, omdat die afdoening onvoldoende recht doet aan de ernst van de door de verdachte begane feiten.
Een deel van de voorgenomen straf wordt voorwaardelijk opgelegd om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
8.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.In beslag genomen voorwerpen
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder de verdachte in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3.
Beoordeling
Deze telefoon zal worden verbeurd verklaard. Dit voorwerp behoort toe aan de verdachte en de bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
1. GSM zaktelefoon Nokia, [serienummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en F.A. Groeneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 januari 2018 tot en met 10 januari 2018
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 29 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 januari 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het voornemen om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen,
als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet
ongeveer 29 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I,
- met één of meer anderen zich (onbevoegd) op het terrein van een empty depot
voor containers genaamd [naam empty-depot-terrein] gelegen aan de [adres]
in Rotterdam heeft begeven, en/of
- aldaar de deuren van container [containernummer] heeft geopend, en/of
- met een motorslijper de vloer in die container (deels) heeft open geslepen,
althans met een motorslijper één of meer slijpsnede(s) in de vloer van die
container gemaakt,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2017 tot en met 10 januari 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van ongeveer 29 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- één of meer (organisatie)telefoon(s) en/of drie, althans één of meer,
sporttas(sen) en/of een motorslijper en/of schroevendraaiers en/of
breekijzers, althans gereedschap, voorhanden gehad, en/of
- met een of meer anderen contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld
en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen
en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne, en/of
- zich (onbevoegd) op een empty-depot-terrein voor containers genaamd [naam empty-depot-terrein]
gelegen aan de [adres] in Rotterdam begeven, en/of
- de deuren van de zich aldaar bevindende container [containernummer] geopend, en/of
- met een motorslijper de vloer in die container (deels) open geslepen,
althans met een motorslijper één of meer slijpsnede(s) in de vloer van die
container gemaakt.
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet